De kleermaker spint garen bij de crisis

Zelfs als het vriest dat het kraakt, ruikt kaas een beetje zweterig. Ook bij de kaaskraam op de Ten Katemarkt in het Amsterdamse stadsdeel Oud-West. Manus is 96 jaar, samen met zijn zoon Herman staat hij in de kraam. Of Manus iets van de crisis merkt? ‘Nee. Rooskleurig is het ook niet, maar wanneer is het dat wel? Je hebt nu eenmaal voor dat vak gekozen, hè.’ Zoon Herman schudt zijn hoofd. ‘Schat, je lult je éige een crisis án! Hoeveel werklozen hebben we nu? Honderdduizend? Da’s niks. Als er geen geld is, dán is er crisis!’

De kredietcrisis treft kleine ondernemers nauwelijks. Ambachtelijke ondernemers als kleermakers en schoenlappers doen het zelfs goed. Een rondgang langs ervaringsdeskundige ambachtslieden in Oud-West.

Remco Notmeijer steekt zijn duim op en lacht breeduit. ‘Sommige mensen denken dat je meteen miljonair bent, zo is het niet. Maar het trekt wel aan bij ons.’ Hij is werkzaam bij Shoe Point aan de Kinkerstraat. De toonbank ligt bezaaid met schoenen. Notmeijer komt nauwelijks met zijn hoofd boven de berg uit. ‘En ik denk dat het nog beter wordt, de crisis is nog niet op z’n hoogtepunt.’

Voorzichtiger is Ferit Kalender van kleermaker Kalender aan het Bellamyplein: ‘Ik las vanmorgen in de krant dat de grootste leverancier van computerchips twintig procent minder omzet maakt. Ik schrok ervan, ik merk nog niets, maar we weten dat er iéts is. 2008 en 2007 waren nog hetzelfde voor mij, qua omzet. Toch moeten we het in 2009 wel gaan voelen.’

Marcel Zeelenberg is hoogleraar Sociale en Economische Psychologie aan de Universiteit van Tilburg. Zijn positie is uniek: hij is werkzaam aan de enige Nederlandse universiteit met een vakgroep die zich beweegt op het snijvlak van psychologie en economie. ‘Economie is zo simpel. Nieuwe schoenen kosten tweehonderd euro. Als je ze laat lappen ben je twintig euro kwijt. Persoonlijk merk ik niets’, zegt hij, ‘maar door berichten in de media passen mensen hun bestedingspatroon aan. Consumenten gaan eerder aan de safe side zitten. En dat is positief voor de schoenlappers. Datzelfde geldt voor de markt: daar kun je goedkoop winkelen. Alle middenstanders die niet-luxe producten aanbieden, spinnen daar garen bij.’

Michel Langereis is zo’n middenstander. Hij verkoopt handdoeken op de Ten Katemarkt. Hij merkt nog niets van de crisis, maar is toch voorzichtig. ‘Weet je wat het probleem is met die markt? De mensen die niets te doen hebben, alleenstaanden, gepensioneerden, die komen op de markt af. En die hebben niets te besteden. Tweeverdieners gaan pas na zessen naar huis, en dan gaan ze naar Albert Heijn. Niet naar de markt. Ik heb badlakens, ik verkoop ze voor drie euro, maar wil ze eigenlijk voor tien euro wegdoen. Maar dan verkoop ik niets.’ Toch is het voor Langereis geen reden om het roer om te gooien. ‘We hebben het erover gehad, of we de markt niet van twaalf tot negen moeten opendoen. In IJburg doen ze daar een proef mee. Maar ja, hier heb ik mijn opslag, hier heb ik een plek. En ik heb ook geen zin in die tijden.’

Om de hoek van de Ten Katemarkt, bij kledingmaker Nicole in de Kinkerstraat, is het rustig. De zaak is smal, steriel en bomvol kleding in plastic hoezen. Ergin, eigenaar van de winkel, profiteert van de crisis. ‘Mensen komen nu niet voor het op maat laten maken van pakken. Wel voor reparaties. Vóór oktober kreeg ik per dag drie of vier kledingreparaties. Sinds oktober zijn dat er meer dan tien op een dag.’ Osman Uysal, eigenaar van een kleermaker aan de Kinkerstraat, ervaart hetzelfde. ‘Als de economie goed is, brengen mensen nieuwe kleren, om op maat te maken. Nu komen mensen oude kleren brengen, om te herstellen.’

Hoogleraar Zeelenberg vindt het moeilijk om te voorspellen welke kant het opgaat. ‘De crisis duurt niet eeuwig, dat weten de marktlui en de kleermakers ook.’ Ergin geeft toe dat hij soms zijn hart vasthoudt. ‘Ik hoorde dat binnen twee maanden zesduizend winkels gaan sluiten in Nederland. Ik houd het nog wel een jaar vol, denk ik. Maar toch, u ziet, het is nu elf uur en u bent mijn eerste klant. En u komt alleen maar voor een verhaal.’