Het Verzonken Land

De economische crisis lijkt de bestrijding van de klimaatcrisis te verdrukken. In 2050 ben ik 68 jaar. Hoe zullen we dan op deze tijd terugkijken? Een gedachte-experiment.

‘Opa, heeft u echt onder water gewoond?’, vraagt Tim me verbaasd. ‘Nee man!’, roept zijn broer Thijs voor ik kan antwoorden. ‘Vroeger was dit gewoon land.’ Ongelovig staat Tim aan de reling van het bootje dat we hebben gehuurd. ‘Land kan toch niet zomaar water worden opa?’ Gespannen stuur ik de boot de haven van Amersfoort uit. Sinds De Catastrofe van 2014 ben ik niet meer teruggeweest. Nu, bijna veertig jaar later, ga ik met mijn kleinkinderen terug naar Amsterdam.

Volgens de man van de botenverhuur is er niet veel meer te zien. ‘Maar u kunt het makkelijk vinden hoor meneer. Die navigatie is echt heel precies.’ Ik vraag de boordcomputer of hij postcode 1073 BE kent. ‘Bedoelt u de Albert Cuypstraat in Amsterdam meneer?’ Ik knik bevestigend. De computer vraagt of hij de besturing moet overnemen. ‘Nee, ik ben nog van de oude stempel. Ik stuur graag zelf.’ Uit mijn ooghoeken zie ik mijn kleinzoons gniffelen. ‘Gekke opa.’

Het is mooi weer en de zee is kalm. Heel anders dan de laatste keer dat ik hier voer. Vrienden die al terug zijn geweest hebben me gewaarschuwd niet te gaan. Bijna de hele stad is inmiddels ingestort door het wassende water. Op een paar gebouwen na, is Mokum verzonken. Het liefste zou ik niet gaan, maar ik moet het de jongens laten zien.

Na twee uur varen springt Tim op. ‘Kijk, een eiland!’ In de verte doemen de restanten van het eens zo trotse huis van Ajax op. Geroest maar duidelijk herkenbaar, het dak gesloten. Onwillekeurig denk ik eraan hoe de materiaalknecht het veld tijdens die stormnacht heeft willen beschermen. De gedachte vrolijkt me even op. Tot ik besef dat onder de uitgestrekte watermassa in het noordwesten mijn geliefde geboortegrond schuil gaat.

Ik vaar door tot de computer mij op vriendelijke toon meedeelt dat we de Albert Cuyp hebben bereikt. Tim kijkt over de reling. ‘Opa, varen we nou op je huis?’ Ik knik. Thijs pakt mijn hand. ‘Gaat het wel, opa?’ Ik wijs naar het zuiden. ‘Zie je daar die oude flats uit het water steken? Die kon ik vroegen alleen vanaf mijn dak zien.’ Thijs kan zijn cynisme nauwelijks onderdrukken als hij zegt: ‘Dus dat werd het economisch hart van Nederland’.

Even zijn we stil. Op een dak dat net uit het water steekt liggen een paar zeehonden gezapig te zonnen. Dan vraagt Thijs waarom we in godsnaam zo stom waren om onder de zeespiegel te blijven wonen, terwijl het toch duidelijk was dat deze steeg. Ik probeer het hem uit te leggen.

‘De Hollandse steden waren er al sinds de middeleeuwen in geslaagd droog te blijven. We dachten dat we de beste waterbouwers ter wereld waren. Geen zee te hoog voor het trotse Holland. Begin 21e eeuw ging het mis. Langzaam werd duidelijk dat we zelf schuldig waren aan de opwarming van de aarde. Dat stormen heviger zouden worden, en de zeespiegel hoger. Even leek het erop dat we maatregelen zouden gaan nemen, maar door de kredietcrisis raakte de politiek zo in paniek dat er alleen nog maar aandacht was voor de economie. Met de mond beleden politici duurzaamheid, in praktijk gebeurde er niets.’

‘Maar zonder land is er toch geen economie?’ onderbreekt Thijs me. Ik zucht. ‘Pas toen op de stormnacht van 13 juni 2014 de Zeeuwse en de Noord-Hollandse dijken gelijktijdig doorbraken, kwamen wij ook tot dit verbluffende inzicht.’ ‘En toen was het te laat, toch opa?’ ‘Ja Tim, toen was het te laat.’