Internetrechtbank wordt verwelkomd met kritiek

Dscf0064 Justitia
Image by Pieter Musterd via Flick

Een rechtszaak kun je voortaan vanachter je computer voeren.  Critici twijfelen aan de nieuwe internetrechtbank. “Logisch dat een nieuwkomer zo wordt begroet door een monopolist.”

Amsterdam – Er zijn online ziekenhuizen, online notarissen en online universiteiten. Mensen hoeven tegenwoordig voor bijna niets meer hun huis te verlaten. Met de komst van www.e-court.nl kunnen particulieren en bedrijven sinds afgelopen week ook hun recht online halen. Deze nieuwe internetrechtbank is veel sneller en dus goedkoper dan de traditionele overheidsrechtbanken, meldt oprichtster Henriëtte Nakad.

Een procedure bij e-court duurt maximaal drie maanden, terwijl volgens Nakad een procedure bij de overheidsrechtbank gemiddeld vijftien maanden duurt. Door de procedure volledig digitaal te maken, kan volgens Nakad een “grote efficiëntie slag gemaakt worden.” Bij de e-court kan een rechtszaak worden gevoerd zonder ooit face-to-face contact te hebben met de wederpartij of de rechter.

Partijen moeten eerst onderling afspreken dat zij hun geschil voorleggen aan e-court. Het kost vervolgens maximaal duizend euro per partij om een zaak te beginnen. Als er betaald is, uploaden beide partijen hun hele procesdossier op de beveiligde website. De rechter van e-court neemt op basis van dit dossier een beslissing. De aangeleverde informatie moet dus bij het uploaden al volledig zijn. Er is anders dan bij de overheidsrechter in principe geen tijd om het bewijs tijdens de procedure aan te vullen. Bij zaken onder de 40.000 euro komt bovendien geen rechtszitting te pas.

E-court heeft al “een paar” zaken binnen. Over acht weken zullen de eerste digitale vonnissen een feit zijn.

De rechtelijke macht heeft kritisch gereageerd op de internetrechtbank. De Raad voor de Rechtspraak twijfelt openlijk aan de kwaliteit van de procedures en de vonnissen die zullen worden gewezen. “Een rechter heeft de tijd nodig om een procedure te overzien en zijn beslissing voor te bereiden. Het is niet duidelijk waarom dit anders zou zijn bij de online rechters,” meldt Michiel Boer, woordvoerder van de Raad.

Volgens Nakad is het niet vreemd dat “een monopolist een nieuwkomer op zo’n manier begroet.”  De rechters die voor e-court werken zijn juridische professionals die minimaal zeven jaar werkervaring hebben als advocaat, notaris of rechter, meldt Nakad. “Zij zijn perfect in staat een goed vonnis te wijzen. Niet alleen hebben zij de juridische kennis in huis, maar zij kijken ook naar de bedrijfs-economische waarde van het vonnis. Ze zullen niet maanden doen over een procedure die over een klein bedrag gaat.”

Volgens Chris van Dijk, advocaat bij het Amsterdamse advocatenkantoor Kennedy Van der Laan en rechter-plaatsvervanger bij de rechtbank den Haag en het gerechtshof Arnhem, is de snelheid die de e-court garandeert zeker een voordeel. Van Dijk: “Bij de overheidsrechtbanken liggen zaken nu weleens te lang op de plank.” Maar in de snelheid schuilt volgens hem ook een gevaar. “De meeste rechtszaken draaien uiteindelijk om de feiten. Zeker de wat kleinere rechtszaken, die niet gaan over een principieel juridisch geschil. Bij geschillen over feitelijkheden is het juist nuttig dat een rechter partijen om nadere uitleg of bewijs kan vragen of getuigen persoonlijk aan de tand kan voelen. Als daar geen gelegenheid voor is, kan dat de kwaliteit van de procedure aantasten.”

Hoewel Van Dijk de e-court een interessant experiment vindt, blijft hij aarzelingen houden. “Als rechter zie ik zelden een procedure die af kan worden gedaan, zonder dat nader bewijs nodig is of dat de rechter getuigen wil horen. Ik denk niet dat er veel zaken zijn die zich ervoor lenen om puur schriftelijk afgedaan te worden.”

Nakad heeft er echter alle vertrouwen in.“In eerste instantie gaan we ons richten op de incassopraktijk, het arbeidsrecht en de burenruzies. Zaken die prima zonder face-to-face contact afgedaan kunnen worden.”

Reblog this post [with Zemanta]
Deze kosten zullen voornamelijk door het Rijk moeten worden opgebracht, maar het is ook de bedoeling dat wetenschappelijke instellingen en bedrijven meebetalen. Hoe de precieze verdeling wordt is nog niet duidelijk.