Stadsdichter van Venlo ver van huis in Amsterdam

Image by Paul Edkins. All rights reserved
Image by Paul Edkins. All rights reserved

Amsterdam – Daan Doesborgh (21) is stadsdichter van Venlo, maar woont in Amsterdam. Hij studeert Nederlandse Taal en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Tijdens de nationale gedichtendag van 27 januari treedt hij op in de hoofdstad.

Hoe ben je stadsdichter geworden?

“Ik kreeg van een docent op de middelbare school les in poëzie. Dat vond ik erg leuk. Sindsdien ben ik bezig met dichten. In 2005 ben ik mijn dichtwerk op open podia in en rond Venlo gaan voordragen. Literair station Venlo, een culturele stichting die het stadsdichterschap beheert in Venlo, merkte me op en heeft me vervolgens gevraagd om vanaf 30 december 2006 stadsdichter te worden. Daarvoor had zanger en dichter Frans Pollux deze taak twee jaar.”

Wat houdt het stadsdichterschap voor jou in?

“De kunst is de balans te vinden tussen poëzie van literaire waarde en poëzie die voor iedereen begrijpelijk is. Een postmoderne dichter vindt geen gehoor bij ‘het volk’, die snappen daar geen zak van. Voor een handreiking naar het publiek daarentegen, krijgt de dichter waardering terug van een brede groep mensen. Aangezien er best veel Venlonaren in Amsterdam zijn gaan wonen, wordt ik best vaak herkend. Dat is soms best vervelend, als je over de Wallen loopt bijvoorbeeld. Maar op straat aangesproken worden over je gedichten is toch een teken van erkenning.”

Je woont als stadsdichter van Venlo in Amsterdam. Hoe wordt dat ervaren door de burgers van Venlo?

“Ze begrijpen goed dat iemand met genoeg hersens om de universiteit aan te kunnen niet in Venlo moet blijven. Kies ik voor een universiteit in de buurt, dat is het mogelijk om thuis te blijven wonen. Op de Technische Universiteit van Eindhoven wordt mijn studie niet gedoceerd. Als ik in Maastricht was gaan studeren, dan had ik de inwoners van Venlo kwaad gemaakt, want Zuid- en Noord-Limburg zijn totaal geen vlaai-etende vriendjes. Bovendien heeft Maastricht in de volksgedachte van Venlonaren een elitair karakter. Amsterdam is zo ver en abstract. ‘Je woont in het grote verre Amsterdam. Wat een avontuur!’ roepen ze als ik in Venlo vertel waar ik nu woon.”

Hoe ervaar je zelf dat de stad waar je woont niet de stad is waar je stadsdichter van bent?

“Als ik mezelf als stadsdichter niet geloofwaardig zou vinden, had ik de functie überhaupt nooit aangenomen. Ik bezoek mijn ouders regelmatig en ik ben vaak voor optredens in Venlo. Ik weet precies wat er daar speelt in de actualiteit en krijg van mijn opdrachtgever nooit klachten over de uitvoering van het stadsdichterschap.”

Past de functie van stadsdichter nog in een tijdperk waarin wordt gecommuniceerd via sociale gemeenschapsites en met mobiele telefoons?

“Het is niet zo dat een stadsdichter met een veer op zijn hoed op de markt zijn gedichten verkondigt. Nergens in het woord ‘stadsdichter’ ligt besloten dat die zich niet via bijvoorbeeld twitter kan manifesteren. De functie van stadsdichter wil alleen zeggen: iemand schrijft in opdracht, over een bepaalde periode, gedichten over een stad. Al loeien die gedichten elke avond in morsecode door de stad.”

Je bent de jongste stadsdichter van Nederland. Hoe staan mensen tegenover het feit dat je relatief jong bent?

“Als mensen horen hoe oud ik ben, moet ik ineens geprezen worden om wat ik doe. Alsof mijn werk minder waarde had als het door een veertigjarige was geschreven. Ik begrijp wel dat het heel goed bedoeld is, maar het gaat nergens over. Complimenteer me met iets waar ik ook daadwerkelijk aan heb bijgedragen, of complimenteer me helemaal niet.”

Hoe lang blijf je nog stadsdichter?

“Ik wil er mee stoppen, omdat de stad iemand nodig heeft die met een frisse kijk aan dit ambt begint. Men kijkt nu al drie jaar tegen mijn dichtstijl aan. Bovendien zou een mens niet langer dan twee jaar stadsdichter moeten zijn. Het stadsdichterschap is zoals een brandstoftank voor een spaceshuttle. De shuttle heeft brandstof nodig bij het opstijgen, maar als je eenmaal de dampkring uit bent, moet je ook het lef hebben om de brandstoftank los te koppelen. Literair station Venlo is  voor zover ik weet in onderhandeling met potentiële nieuwe stadsdichters. Maar ik bemoei daar zo min mogelijk met de overdracht. Ik vertrek immers.

Waar ben je aanstaande donderdag te vinden tijdens de nationale gedichtendag te vinden?

“Samen met collega-dichters op de dichtersmarathon van theater Perdu aan de Kloveniersburgwal in Amsterdam. De kaarten zijn inmiddels uitverkocht.”

Is het niet raar dat je dan niet in Venlo voordraagt?

“Niemand in Venlo heeft me besteld. Ik organiseer zelf niets in Venlo, omdat een Venlose dichter, Herman Verweij, een leuke poëziewandeling op gedichtendag organiseert. Ik wil hem niet beconcurreren met een eigen programma. Laten we wel wezen: negen van de tien mensen heeft schijt aan gedichtendag. Het grote publiek is niet geïnteresseerd in poëzie.”

Zou er voor jou een carrière denkbaar zijn waarin poëzie of taal niet centraal staat?

“Ik zie mezelf zo trambestuurder worden. Lekker door Amsterdam karren. Of anders bibliothecaris. Als iemand een archief heeft dat opgeruimd moet worden: ik kan morgen beginnen! Bij mij thuis staat alles al op alfabet, dus ik heb een nieuwe klus nodig.”

—–

Na een eerste dichtbundel in eigen beheer met de titel, De Reeds Beweende Liefdes van Daan Doesborgh, debuteert Doesborgh in het voorjaar bij uitgeverij De Contrabas met de bundel De Venus Suikerspin.