Dittrich: populisten misbruiken homorechten

boris new yorkHomo’s vertonen mensonwaardig gedrag dat moet worden bestraft met de doodstraf. Met een stalen gezicht hoort Boris Dittrich dit soort uitspraken aan. Het is zijn werk. Dat hij zelf al jaren getrouwd is met een man, verzwijgt hij. “Als ik zo’n minister uit Uganda de hand schud, zeg ik niet: ‘Hallo, ik ben Boris en ik ben homo’.”

Boris Dittrich (55) is directeur homorechten van de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (HRW). De voormalig fractieleider van D66 woont tegenwoordig in New York en reist de wereld af om met regeringsleiders te praten over de discriminatie van seksuele minderheden. “Meestal komt pas na afloop het besef en denk ik: Jezus wat een gesprek. Wat afschuwelijk moet het zijn voor homo’s en lesbiennes om in een land te leven waar dit soort mensen de macht hebben.”

Voordat hij bij HRW terecht kwam, werkte Dittrich bijna dertien jaar als Kamerlid. De laatste drie jaar was hij fractievoorzitter. In 2006 was een Kamermeerderheid voor een militaire missie naar Uruzgan. Dittrich was hier fel op tegen en besloot af te treden als fractievoorzitter. Dit om te voorkomen dat het kabinet Balkenende II, waar D66 deel van uitmaakte, zou vallen. Toen het kabinet een half jaar later alsnog viel, stelde hij zich niet meer kandidaat: “Als ik ooit nog iets anders wilde doen, dan was dit het moment.”

Dus solliciteerde hij bij HRW. Een organisatie die hem goed bekend was, alleen al vanwege de vernietigende rapporten over het Nederlandse asielbeleid die zo nu en dan op zijn bureau belandden. “Ik was onder de indruk van de impact die hun werk heeft. En natuurlijk van de Nobelprijs voor de Vrede die de organisatie in 1997 ontving.”

De functie van directeur homorechten werd speciaal voor hem gecreëerd en in mei 2007 kon hij beginnen. Het bevalt hem goed. “Het is een heel levendige organisatie. Veel mensen met verschillende achtergronden en nationaliteiten. Iedereen werkt hier met het doel om de wereld een beetje beter te maken.”

Pleiten voor de doodstraf

In 85 van de lidstaten van de Verenigde Naties is homoseksueel gedrag strafbaar. Aan Dittrich de taak om de regeringsleiders er van te overtuigen hun wetten te veranderen.

Zo ging hij naar Uganda om met de minister van Binnenlandse Zaken te spreken. Ondanks de inspanningen van HRW en andere mensenrechtenorganisaties, is de positie van seksuele minderheden in Afrika er de afgelopen jaren namelijk niet beter op geworden. In meer dan dertig Afrikaanse landen is homoseksueel gedrag strafbaar en in verschillende landen bestaan initiatieven om de straffen te verhogen. In andere landen, zoals Rwanda, is het nog niet strafbaar maar bestaan er plannen om dit te veranderen.

In Uganda pleiten parlementsleden sinds een jaar voor levenslang of de doodstraf voor homoseksueel gedrag. Dittrich sprak de minister aan op de verdragen voor mensenrechten die Uganda heeft ondertekend, waarin staat dat alle mensen gelijk moeten worden behandeld. “Die man keek me aan en zei: ‘ja maar toen wij dat verdrag tekenden, wisten we niet dat het ook voor homo’s zou gelden’.”

Het is niet altijd makkelijk om dit soort gesprekken te voeren. Zeker niet wanneer je, zoals Dittrich, zelf homo bent. Het lukt hem naar eigen zeggen goed om een professionele houding aan te nemen en zich tijdens die gesprekken niet te veel op te winden. “Dat heeft geen enkele zin. Mijn doel is om zo’n man ergens toe te bewegen en dat bereik je niet door te provoceren of met de vuist op tafel te slaan.”

Gay Pride op internet

De door internet veroorzaakte emancipatie van homoseksuelen verklaart volgens Dittrich de groeiende aversie tegen homoseksueel gedrag. In veel Afrikaanse landen leefden homo’s in de veronderstelling dat het normaal was om onderdrukt te worden. Nu kunnen ze de Gay Pride in Amsterdam live volgen. “Die mensen zien de vrijheid die in Nederland bestaat en willen dat ook. Ze worden zich bewuster van hun slechte positie en gaan de straat op om hun rechten op te eisen. Maar die grotere zichtbaarheid roept ook tegenkrachten op. Die komen vooral uit religieuze hoek, want veel mensen in Afrika zijn nu eenmaal heel gelovig. Politici en religieus leiders zeggen dat hun geloof hen verbiedt homoseksueel gedrag te accepteren en roepen op tot straffen.”

In christelijke landen als Kameroen of Jamaica is de haat minstens zo groot als in islamitische landen als Saoedi-Arabië. Daarom organiseerde Dittrich in december 2009 een grote bijeenkomst in het hoofdkwartier van de Verenigde Naties in New York en nodigde het Vaticaan uit. Tegen alle verwachtingen in liet de paus daar verklaren dat het Vaticaan homoseksueel gedrag in alle landen van de wereld uit het wetboek van strafrecht wil hebben.

Voor Dittrich was dit een grote overwinning. “Het betekent natuurlijk niet dat het Vaticaan homoseksueel gedrag prima vindt. Vanuit hun kerkelijke visie blijven zij het verwerpelijk en zondig vinden. Ze zeggen nu alleen dat het niet door een wereldse regering strafbaar mag worden gesteld.”

In zijn werk kan hij die verklaring goed gebruiken. In Kameroen bijvoorbeeld was een aartsbisschop die in zijn preken mensen opriep homo’s aan te geven bij de politie. “Zo iemand kun je nu in verlegenheid brengen door hem te herinneren aan de verklaring van het Vaticaan.”

In landen als Kameroen voel Dittrich zich constant gediscrimineerd. “Ik spreek daar met homo’s die voortdurend op hun hoede moeten zijn. Die zijn verjaagd door hun ouders of werden ontslagen toen hun werkgever erachter kwam dat ze homo zijn. Mensen die bang zijn om opgepakt te worden. Mensen die vanwege hun geaardheid werden gemarteld of verkracht.” Moedeloos wordt hij er niet van, eerder strijdlustig: “Dan denk ik aan Nederland. Ik weet hoe het anders kan, in welke vrijheid je als homo kunt leven.”

Meer incidenten

Maar juist in Nederland is de afgelopen tijd veel te doen over geweldsincidenten tegen homo’s. De cijfers laten zien dat het aantal voorvallen stijgt. In 2009 zijn volgens het COC in Amsterdam 371 gevallen van homogerelateerd geweld geregistreerd. “Je kunt er niet omheen dat bij een fors aantal van deze gevallen mensen met een Marokkaanse achtergrond betrokken waren”, zegt Dittrich. “Die jongens moeten keihard worden aangepakt.”

Een onderzoek dat vorig jaar door de Universiteit van Amsterdam is gedaan, laat zien dat het geweld door Marokkaanse jongens niks te maken heeft met hun religie. Wel is er een parallel met hun machocultuur en sterke afkeer van vrouwelijk gedrag. Ook roept het idee van anale seks weerzin bij hen op.

Toch wordt op homofora het geweld tegen homo’s regelmatig in verband gebracht met de islam. Bezoekers van bijvoorbeeld gay.nl uiten openlijk hun afkeer van moslims en de aan hen toegerekende homohaat. Dittrich begrijpt die emoties maar keurt ze af. “Je ziet in de reacties van veel homo’s dat ze alle Marokkanen en moslims over één hoop gooien. Wat onzin is, want er zijn ook Marokkaanse homo’s. En hetero Marokkanen die het geweld afkeuren.”

Daarbij betwijfelt Dittrich of het geweld tegen homo’s daadwerkelijk toeneemt. Het lijkt misschien schering en inslag te zijn, maar volgens hem heeft dat alles te maken met het beleid. Een aantal jaren geleden heeft de Amsterdamse politie namelijk besloten een speerpunt te maken van geweld tegen homo’s. Iedereen werd opgeroepen direct aangifte te doen van incidenten. Mensen geven daar steeds meer gehoor aan en politie neemt de meldingen hoog op. Maar ook in de jaren tachtig werden homo’s in elkaar geslagen. “Toen had het weinig zin om aangifte te doen want de politie deed er niks aan. Het was totaal geen nieuws. Nu staan de kranten er vol mee zodra een homo in Amsterdam klappen krijgt. Het geweld is veel zichtbaarder.”

Ook vindt hij het opvallend dat rechtse types als Wilders homorechten omarmen en als anti-islam argument gebruiken. “Datzelfde zie je nu in de VS gebeuren. Enkele conservatieve leiders binnen de republikeinse partij zijn plotseling voor de openstelling van het homohuwelijk. In hun zoektocht naar een zondebok lijken de moslims het nu af te leggen tegen de homo’s. Moslims worden neergezet als een bedreiging voor de rechten van homo’s. Politici zaaien angst om op die manier hun eigen belangen te versterken.”

De beste manier om een dergelijk vijandsbeeld te bestrijden is volgens Dittrich door de partijen om de tafel te zetten. In Afrika praat hij daarom met regeringsleiders. Voor wat betreft Amsterdam kan hij zich vinden in de ideeën van Marcouch: op stadsdeelniveau activiteiten organiseren waar discriminerende jongeren en homo’s elkaar ontmoeten. “Dit soort gesprekken levert op ieder niveau een confrontatie op. Maar pas als we inzien dat we allemaal mensen zijn, kan een acceptatieproces beginnen.”