Overvolle universiteit met ongemotiveerde studenten

De Universiteit van Amsterdam barst uit haar voegen. Strenge maatregelen zouden een einde moeten maken aan het vrijblijvende karakter van de universiteit.

Bingast
Image via Wikipedia

Op de rechtenfaculteit van de Universiteit van Amsterdam (UvA) krijgen alle eerstejaars een verplichte tour langs de nooduitgangen van het gebouw. “Voor als er paniek uitbreekt”, zegt een van de beveiligingsmannen die vanuit het portiershokje in de hoek van de aula toekijkt hoe het trappenhuis volloopt met studenten. Vorige week nog, vertelt hij, brak er na een college “totale chaos” uit. Drie overvolle collegezalen liepen leeg in de aula terwijl de nieuwe studenten net aankwamen. “We hebben met vier man de mensen uit elkaar moeten halen en naar de uitgangen moeten begeleiden.”

Het is druk op de UvA. Het aantal eerstejaars studenten is in de afgelopen jaren enorm gegroeid. Vorig jaar steeg het aantal aanmeldingen met achttien procent en daar komt dit jaar naar schatting nog eens vijf procent bij. Dat levert niet alleen volle collegezalen op, maar ook boze psychologiestudenten die het zat zijn om college te volgen van een projectie van de hoogleraar op een videoscherm. “Dan kun je toch net zo goed thuisblijven?”

Volgens een woordvoerder van het college van bestuur van de UvA is de rek er bij de docenten ondertussen echt uit. “Die krijgen door de groeiende studies te maken met veel grotere klassen en dus minder persoonlijk contact met de studenten.”

De universiteit bestaat niet meer
Bovendien komt eigen onderzoek van hoogleraren door de schaalvergroting onder druk te staan. “De universiteit bestaat niet meer”, stelde voorzitter van het College van Bestuur, Karel van der Toorn zelfs. Het universiteitsysteem dat we in Europa nastreven is gefundeerd op het feit dat leraren vijftig procent van hun tijd invullen met onderzoek. Het onderwijs dat zij geven, heeft zijn voeten in dat onderzoek.

Maar de rijksbijdrage voor onderzoek aan universiteiten is nog veel harder gedaald dan het geld voor onderwijs. Tussen 1995 en 2007 is dat bedrag, afgezet tegen het groeiend aantal studenten, met 25 % gedaald. In 2008 bezuinigde Plasterk nog eens 100 miljoen en ook in de komende vijf jaar wordt het onderzoeksbudget met twee derde gekort.

“Zo ontstaat op de universiteit een tweedeling: het onderwijsvolk aan de ene kant, en gespecialiseerde onderzoekers aan de andere. Dat is een slechte ontwikkeling. De Nederlandse universiteiten veranderen van research universities tot teaching universities”, aldus van der Toorn.

Maar tast dit ook de kwaliteit van het onderwijs aan? Die vraag levert op de constitutieborrel van de Facultaire Studentenraad (FSR) van economie en bedrijfskunde een wrange lach op. “Eigenlijk kan je beter gelijk naar het HBO. Daar draaien ze in ieder geval niet om de hete brei heen dat het een beroepsopleiding is,” zegt een van de jongens. Anderen vallen hem bij: vakken die op een academisch niveau de geschiedenis van economische modellen bestuderen, dreigen te verdwijnen door bezuinigingsmaatregelen. Otto Kruse, voorzitter van de FSR: “Het lijkt erop dat de aangeboden vakken zich concentreren op wat nuttig is voor de student en niet voor het vakgebied.”

Studiesucces is graadmeter
De universiteit krijgt pas betaald voor een student wanneer die afstudeert. De grote aantallen studenten die slechts een jaar of zelfs maar drie maanden studeren, drukken daarom enorm op het universiteitsbudget. In het geval van de rechtenfaculteit zal er dit jaar voor de 432 eerstejaarsstudenten geld binnenkomen, terwijl er zich 1200 eerstejaars studenten hebben aangemeld.

Over een paar weken is het weer rustig op de faculteit, klinkt het vanuit het portiershok, want dan is een groot deel van de eerstejaars weer met de studie opgehouden. Geen wonder, want deze studie is vaak een tweede keus voor uitgelote geneeskundestudenten. Maar op de hele universiteit is de uitval van studenten groot.

Het slagingspercentage is een belangrijke graadmeter voor de kwaliteit van het onderwijs en is op snel groeiende opleidingen als rechten en economie notoir laag. Maar de discussie over de kwaliteit van het onderwijs aan de UvA is ook een kip-ei discussie. Want wordt de uitval veroorzaakt door de hoge studentenaantallen die er voor zorgen dat de studenten geen persoonlijke begeleiding meer krijgen en zich in grotere klassen minder verbonden voelen met de universiteit? Of trekken deze opleidingen relatief ongeïnteresseerde studenten aan, die snel ophouden?

Niet iedereen is even slim
Van der Toorn wijt het aan de vrijblijvendheid. Hij sprak erover in zijn speech bij de opening van het academisch jaar. “We hebben in het hoger onderwijs met z’n allen last van wat ik ‘laisser entrer, laisser faire’ noem. Kom er gezellig bij en kijk maar even wat je doet. Die vrijblijvendheid, dat te ver doorgeslagen gelijkheidsdenken, moet eruit.” Hetzelfde geluid komt van studenten. “Het is op dit moment wel heel makkelijk om er de brui er aan te geven.”

Maar de schuld aan de uitval ligt niet alleen bij de universiteit, meent Paul Helbing, medewerker bij het College van Bestuur. “Mensen kiezen te vaak voor een studie die ze op het tweede gezicht toch niet bevalt. Het is daarom van belang dat studenten gelijk op de juiste plek terechtkomen, bij een studie die hen motiveert. Wij moeten ze anders wel erg streng in gareel houden.” In dat kader werken grote studies aan het instellen van intakeprocedures en wordt er gekeken naar de voorlichting die middelbare scholieren krijgen.

The main building of the University of Amsterd...
Image via Wikipedia

Een rapport van de door de universiteit gestarte werkgroep ‘studiesucces’ hekelt ook het vrijblijvende karakter van de universiteit. Dat is een overblijfsel, stelt het rapport, uit de tijd van de zogenaamde elite-universiteit, toen van elke student nog verwacht werd dat hij later in de academische wereld verder zou gaan. Schaalvergroting heeft geleid tot een nieuw soort universiteit met een zeer gevarieerde studentenpopulatie. Niet iedereen is even slim, even snel, even gemotiveerd en even academisch.

Deze heterogene groep kan op strenge maatregelen gaan rekenen, als het aan de werkgroep ligt. De werkgroep pleit voor ‘nu-of-nooit onderwijs’: minder herkansingen en bepalende toetsmomenten die een student binnen een half jaar duidelijk maken of hij of zij een kans maakt op het afmaken van de studie. De werkgroep gaat zelfs zo ver een van de meest kenmerkende onderdelen van universitair onderwijs aan banden te leggen: zelfstudie. Zelfstudie moet worden ‘georganiseerd’, meldt de werkgroep. “Het valt zelfs te overwegen dit op te nemen in het rooster.”

Vermoeide docenten
Maar voordat er nagedacht kan worden over een eventuele selectie aan de poort of de vruchten geplukt kunnen worden van het nieuwe motivatiebeleid, moet de universiteit bezuinigen om het hoofd boven water te houden. Vijftien tot twintig procent, volgens een woordvoerder. “Dat gaat voorlopig vooral zitten in stafdiensten en ondersteunende processen.”

En dus vermoeide docenten, zoals universitair docent Nederlandse geschiedenis Jouke Turpijn in de eerste weken van het jaar om hem heen ziet. “En echt, het zou toch wel eens fijn zijn als we van te voren wisten waar we aan toe waren. Het is tot nu toe altijd een verassing hoeveel zalen en ZZP-ers we erbij moeten regelen.” Toch ziet hij de situatie niet somber in. “Ja, het is hard werken, maar de moraal is hoog en je hebt per opleiding nog heel wat speelruimte binnen de regels.” Bovendien zijn academische vakanties lang, voegt Paul Helbing daar aan toe.

De voorzitter van de UvA-brede studentenraad Michael Jungen gelooft niet dat de uit zijn kluiten gewassen universiteit een bewezen nadeel is. “Historisch gezien is de universiteit elke vijftig jaar een andere en volgens de laatste cijfers ligt het gemiddelde cijfer op dit moment hoger dan tien jaar geleden. Tja, ik weet niet hoe je dat moet interpreteren maar laten we er alsjeblieft vanuit gaan dat het komt door de kwaliteit van ons onderwijs.”

Enhanced by Zemanta