Column: De dag van de Lopende Band

 

Foto: Whiskeygonebad www.flickr.com
Foto: Whiskeygonebad www.flickr.com

De zon komt op, een nieuwe dag breekt aan. En dat is altijd wel de dag van iets. Of iemand. De NAP-redactie kiest iedere aflevering ‘de dag van…’ uit en laat hier haar eigenzinnige licht over schijnen.

Gewapend met een labjas en een haarnetje word ik de inpakafdeling van de kaasfabriek binnen geleid. Er staan zes mensen naast verschillende machines. De een brengt en haalt karren, een tweede trekt de kaas uit de darm, een volgende hakt de kaaskontjes eraf, een vierde stopt ‘m in de snijmachine,  een vijfde legt de plakjes klaar in een vacuümbakje en de laatste doet de bakjes in een kartonnen doos.

Ik ben hier omdat precies vandaag 97 jaar geleden de lopende band is geïntroduceerd. Deze uitvinding werd geclaimd door de koning van consument en producent: autogigant Henry Ford. Nu, bijna een eeuw later is het tijd om eens stil te staan bij deze uitvinding.

“Echt wel, iedereen weet dat Ford met deze uitvinding kwam,” zegt een studievriend tegen me. Aangezien ik het als mijn taak als historicus beschouw – en stiekem ook andere vrienden met een historisch besef heb die de Eerste niet van de Tweede Wereldoorlog kunnen onderscheiden – leg ik de context toch graag even uit: De lopende band werd in 1914 door Ford geïntroduceerd, maar werd in de eeuw ervoor al gebruikt in de muskettenindustrie. Het briljante idee van de arbeidsverdeling is nog ouder. De Schotse filosoof Adam Smith bedacht dat het voor productie het effectiefst was als het in stukken werd opgedeeld. Ford stal zijn shine.

Ik sta nu in de kaasfabriek om te ervaren hoe het er nu voorstaat met die hypermoderne lopende band van toen. Voor me staat Charlotte, productiewerker zes in de kaas-inpak-keten. Ze werkt al veertien jaar op de afdeling. “Ik lust niet eens kaas. Mijn kinderen wel maar die zijn hier geboren.” Ze komt uit Ghana en lacht haar tanden bloot. “Soms eet ik wel komijnekaas hoor.”

Het is pauze. De grijzende laboratoriummedewerker Harry vertelt me hoe de fabriek over de jaren is veranderd. Hij werkt er al dertig jaar. “Toen ik hier begon rookten we gewoon sigaretjes aan de lopende band. En als er een spoedbestelling was werkten we de hele nacht door met een kratje bier.” Hij lacht. “Dan waren we ’s ochtends hartstikke dronken. Nu is alles met haarnetjes en kwaliteitscontrole. En de Polen zijn de Turken van dertig jaar geleden.”

Zijn collega, die anoniem wil blijven, fluistert me toe dat hij het jammer vindt dat Rosalie er niet meer werkt. “Een klein vrouwtje, ze kwam altijd op de brommer, een Sita naar de fabriek. Zij werkte ook in de pauzes.” Ik kijk blijkbaar zo bleu dat hij zijn ogen toeknijpt en een overdreven samenzweerderige toon aanslaat. Wat blijkt: Rosalie ging in de pauze mee met de mannen van de smelterij, voor geld. Toen kwam er ruzie, een man claimde haar de hele pauze. De baas moest er tussen komen. “Die zei: Wat je na werktijd doet moet je zelf weten, maar hier moet je je inhouden. Hij heeft haar toen een seksverbod gegeven.”

“Ook al is Rosalie er niet meer, qua mensen is het werk hier niet veranderd”, zegt Harry snel. Hij pakt zijn broodje kaas uit en neemt een hap. Als ik de zaal verlaat, zie ik dat de inpakkers hun plek in de kaas-inpak-keten weer innemen. Alles gaat zo soepel dat Adam Smith van trots nog rechter zou gaan liggen in zijn graf . Toch is de shine er wel vanaf.