Lotingsysteem Amsterdamse scholen omstreden

Het lotingsysteem om kinderen een middelbare school in Amsterdam toe te wijzen, is omstreden. Het aantal leerlingen dat wordt uitgeloot voor de school van hun voorkeur, neemt intussen toe.

Studenten demonstreren
Image by roel1943 via Flickr

Amsterdam, 4 feb – Jaarlijks stappen ruim 7000 leerlingen van de basisschool over naar een van de ongeveer 70 Amsterdamse middelbare scholen. Vorig jaar was voor het eerst een derde lotingsronde nodig om alle leerlingen te kunnen plaatsen. “Beperkte capaciteit op populaire, goede scholen maakt loting noodzakelijk”, vertelt Krijn van Beek, voorzitter van de stichting Vrije Schoolkeuze Amsterdam (VSA). Onderwijs Consumenten Organisatie Amsterdam (OCO) verwacht dat dit jaar meer dan 800 leerlingen worden uitgeloot in de eerste ronde.

Het lotingsysteem

Een leerling mag zich maar op één Amsterdamse middelbare school aanmelden. Als er te veel aanmeldingen zijn, mag een school voorrangsregels toepassen in de eerste aanmeldingsronde, die op 28 februari begint. Ze mogen onder meer voorrang verlenen aan broertjes en zusjes van huidige leerlingen, kinderen van personeel en kinderen die een bewuste keuze hebben gemaakt op basis van levensbeschouwing. Als een middelbare school na het toepassen van voorrangsregels niet genoeg plaatsen heeft voor de overgebleven leerlingen, moet er worden geloot. Er mag niet worden geloot op basis van citoscores.

Het aantal geboortes in Amsterdam is sinds 1995 vrijwel jaarlijks toegenomen. Het aantal kinderen dat de overstap maakt naar het voortgezet onderwijs, wordt daardoor elk jaar groter.  Daarnaast neemt de bevolkingsgrootte sinds 2007 ‘sterk toe’, volgens de Dienst Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam. Ook blijkt uit onderzoek van tijdschrift Binnenlands Bestuur dat kinderrijke gezinnen vaker in Amsterdam blijven wonen.

Randgemeenten

Afgelopen jaar meldden ruim 750 leerlingen uit randgemeenten zich aan op Amsterdamse scholen, blijkt uit een inventarisatie van Vrije Schoolkeuze Amsterdam. Dat komt neer op elf procent van het totale aantal aanmeldingen. “Kinderen in de omgeving van Amsterdam krijgen vaak voorrang op scholen in hun eigen woonplaats of gemeente”, vertelt VSA-voorzitter Van Beek. “Zij zijn in feite al verzekerd van een plek. Toch schrijven ze zich in voor de beste Amsterdamse scholen.” Amsterdamse kinderen krijgen echter geen voorrang op Amsterdamse scholen en moeten concurreren met kinderen van buiten de stad. “Amsterdamse kinderen verkeren in een achterstandpositie”, aldus Van Beek.

VSA pleit daarom voor een Amsterdamse voorrangsregel. Volgens Tamar van Gelder van OCO zou dat weinig effect hebben. “Het aantal leerlingen van buiten de stad dat zich hier aanmeldt, is relatief klein. Als we Amsterdamse studenten voorrang zouden verlenen, zijn we niet af van het loten. Daar red je het systeem niet mee.”

Volgens Van Beek is een voorrangsregel wel genoeg om de lotingsproblematiek op te lossen. “De ruim 700 kinderen van buitenaf komen op de goede Amsterdamse scholen af, die vaak moeten loten. Als ze niet worden ingeloot denken ze: ‘Dan ga ik wel naar de school in mijn eigen stad.’” Van Gelder benadrukt dat sommige omliggende gemeenten geen middelbare school hebben, zoals Diemen en Badhoevedorp, en dat leerlingen uit deze plaatsen benadeeld zouden worden.

Regiofunctie

De gemeente Amsterdam is tegen een voorrangsregel, omdat de stad een regionale functie vervult. De Amsterdamse onderwijsvoorzieningen moeten ook beschikbaar zijn voor kinderen van buitenaf, vindt de gemeente. Het OSVO, de vereniging van schoolbesturen in het Amsterdamse voortgezet onderwijs, is het hiermee eens. De gemeente erkent wel dat er sprake is van ongelijkheid door de voorrangsregels op scholen buiten Amsterdam. Daarom sporen zowel de gemeente als het OSVO regionale schoolbesturen aan om niet meer gebruik te maken van voorrangsregels. Maar schoolbesturen mogen volgens de Wet Voortgezet Onderwijs in grote mate zelf hun eigen beleid bepalen.

Om de lotingsproblematiek tegen te gaan, wil OSVO scholen in de buitenwijken van Amsterdam, zoals het Calandlyceum in Osdorp en het Bredero Lyceum in Noord, aantrekkelijker maken. Door samenwerkingsverbanden tussen scholen opzetten, moeten kennis en aanzien worden gedeeld. OSVO hoopt zo de druk te verminderen op de populaire gymnasia en scholen in Amsterdam-Zuid. OSVO wil deze verbeteringen opnemen in het Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen 2015-2010. Hierin staan afspraken die scholen gezamenlijk maken om het onderwijsaanbod beter af te stemmen op de vraag van leerlingen en ouders.

Ook wil OSVO de tweede lotingsronde volgend jaar vervangen door een centraal toewijzingsysteem. Leerlingen worden daarmee op basis van hun voorkeuren door computersoftware zo eerlijk mogelijk ingedeeld op een school. “Een toewijzingsysteem zal het probleem niet verbeteren”, zegt Van Beek. “Door directe indeling wordt misschien een grotere groep kinderen geplaatst op de school van hun derde keuze. Hierdoor blijft het nog steeds een structureel probleem.”