Het lot van een stamcel

Het eerste Amerikaanse onderzoeksbureau dat menselijke stamcellen onderzocht, moest hier in 2011 mee stoppen. Er waren te weinig inkomsten.
Het eerste Amerikaanse onderzoeksbureau dat menselijke stamcellen onderzocht, moest hier in 2011 mee stoppen. Er waren te weinig inkomsten.
Een hoopje cellen. Stamcellen. De cellen weten nog niet wat ze zullen worden: hersenen, bloed, een hart? Samen kunnen ze uitgroeien tot een nieuw mens, individueel kunnen ze een bestaand mens misschien wel een beter leven geven.

Stamcellen zijn de grote hoop voor mensen die lijden aan hersenziektes als Alzheimer en Parkinson, waarbij zenuwcellen afsterven. Stamcellen zijn cellen die nog alle kanten op kunnen. Ze kunnen een huid-, hart-, maag- of hersencel worden. Als wetenschappers een stamcel zo kunnen beïnvloeden dat hij zich ontwikkelt als de cel die afsterft bij Parkinsonpatiënten, zou die cel getransplanteerd kunnen worden naar de patiënt. Dat kan de ziekte remmen of zelfs symptomen verhelpen. Maar voor de dokters patiënten echt kunnen behandelen, is meer onderzoek nodig.

En voor meer onderzoek is geld nodig. Wetenschappers moeten hun technieken en resultaten kunnen patenteren maar in het geval van delen van het menselijk lichaam is dat omstreden. Zelfs als het gaat om minuscule delen, zoals stamcellen en DNA.

Deze maand (juni 2013) besliste het Hooggerechtshof in Amerika dat menselijke genen niet gepatenteerd kunnen worden. Genen of DNA zijn niet door een professor uitgevonden, de onderzoeker heeft ze alleen maar geïsoleerd. Als hij zelf nieuwe genen maakt of als hij bestaand DNA verandert, kan hij daar wel patent op aanvragen. Verontwaardiging volgde in de media. De Amerikaanse talkshow The Daily Show noemde het compleet idioot om überhaupt te discussiëren over de mogelijkheid een deel van het menselijk lichaam ‘uit te buiten’. Wie bedenkt zoiets geks?

Patenten en geneeskunde
De farmaceutische industrie heeft al dertig jaar patenten op genen. Het gaat vooral om DNA dat te maken heeft met ziektes als kanker. Het kost veel tijd en geld om die cellen te ontdekken en isoleren. Om die investeringen terug te verdienen, vragen onderzoekers patenten aan.

‘Er is een bedrijf nodig dat jouw technologie naar de patiënt brengt. En voor bedrijven zijn patenten essentieel om te overleven’, legt Elly Hol uit. Hol is hoogleraar op het gebied van neurale stamcellen aan de Universiteit van Amsterdam. Ze vertelt dat zonder de kans om geld terug te verdienen, de kans klein is dat er nog geld wordt besteed aan onderzoek naar medicijnen die ziektes kunnen bestrijden.

Hol vertelt dat in Nederland heel basaal onderzoek wordt gedaan naar stamcellen om de ziekte van Parkinson te verhelpen. In haar lab onderzoekt zij hersencellen van overleden patiënten, maar ook stamcellen uit embryo’s. Tot nu toe halen wetenschappers het meeste succes met door embryonale hersenstamcellen om te bouwen tot de ontbrekende cellen van Parkinsonpatiënten. Vooral in Zweden en Amerika maken onderzoekers grote vorderingen. Maar om patiënten echt te kunnen behandelen, is meer onderzoek nodig.

De zaak Brüstle
De Duitse Oliver Brüstle maakt daar zijn levenswerk van. De hersenwetenschapper ontwikkelde in 1997 een techniek om embryonale stamcellen te gebruiken om ziektes als Parkinson, Huntington en Alzheimer te behandelen. Dat had niemand hem ooit nagedaan. Trots stapte Brüstle naar het Duitse patentenbureau. Om verder onderzoek te bekostigen, had hij investeerders nodig. En die wilden dat technieken en resultaten gepatenteerd zijn, om er ooit geld van terug te zien. Het patentbureau was overtuigd van de originaliteit van Brüstles stamceltechniek en kende hem in 1999 het intellectueel eigendomsrecht toe. Tot Greenpeace erachter kwam dat Brüstle menselijke embryo’s gebruikte.

De milieuorganisatie eiste dat het patent werd ingetrokken. De zaak die volgde, laat zien hoe ingewikkeld het ethisch dilemma rondom patenten op menselijke genen en cellen is. In de eerste instantie kon Greenpeace de zaak niet wettelijk onderbouwen, maar in 1998 stelde het Europees Parlement een nieuwe regel in: het is verboden om patenten te verlenen als “hun commerciële uitbuiting tegen de ordre public of moraliteit in gaat”. In 2004 begon Greenpeace een rechtszaak en won die gedeeltelijk: Brüstles patent werd ingetrokken, in zoverre dat het betrekking heeft op menselijke cellen en cellijnen. De Duitse rechtbank had het totaal verkeerd begrepen, vond Brüstle.

Hij vocht de beslissing van de rechter aan bij het gerechtshof. Brüstle legde uit dat er geen embryo’s vernietigd worden met zijn methode. Ook worden er geen embryo’s speciaal gemaakt voor het onderzoek, want dat is verboden in Duitsland. De wetenschappers importeren embryocellen uit het buitenland. Het zijn cellen die overblijven na ivf-behandelingen. Daarvoor hebben de donoren toestemming gegeven. De eicellen worden kunstmatig bevrucht, maar kunnen nooit uitgroeien tot een mens. Los van de baarmoeder kunnen ze namelijk geen placenta of membranen vormen. De wetenschapper vond dus dat de morele bezwaren ongegrond zijn.

Een groepje cellen of een embryo?
Greenpeace dacht daar anders over. De organisatie is niet tegen stamcelonderzoek en ook niet tegen het gebruiken van embryo’s in onderzoek. Greenpeace had andere morele bezwaren. ‘Om een geneesmiddel voor hersenziektes te vinden is onderzoek naar embryo stamcellen heel belangrijk,’ zegt een woordvoerder van Greenpeace, ‘waar wij bang voor zijn, is dat een patent op menselijke embryo’s leidt tot de commerciële uitbuiting van het menselijk lichaam.’ Maar Brüstle wilde geen embryo patenteren, zelfs geen cel of DNA, maar een methode om neuronen uit menselijke embryocellen te halen.

Bovendien vroeg Brüstle zich af of zijn resultaten nog wel gepatenteerd kunnen zijn, als de methode niet meer geldig is. Dat zou een enorme tegenslag betekenen voor hersenonderzoek. De Duitse rechtbank kwam er niet uit en durfde geen beslissing te nemen. Europa, waar de nieuwe patentregel vandaan kwam, mocht deze zaak zelf uitzoeken. Dat duurde maar liefst zeven jaar.

De vraag bleef of het isoleren van embryonale stamcellen tegen moraliteit ingaat. Het moeilijkste aan de zaak was de definitie van het woord ‘embryo’. Wanneer begint het menselijk leven? Een groepje cellen dat zonder de hulp van hightech-wetenschap nooit kan uitgroeien tot een mens, hetzelfde als een embryo? Wetenschapper Christine Mummery van het Nederlands Instituut voor Ontwikkelingsbiologie vindt dat niet logisch. ‘Dan zou iedere aparte menselijke cel die kan delen tot een menselijk orgaan, als embryo beschouwd moeten worden,’ zegt zij. Menselijke embryo stamcellen vindt zij dus niet hetzelfde als een embryo. Actiegroepen denken daar anders over.

Begin van menselijk leven
In 2011 nam het Europees hof een beslissing over de uitvoering van de nieuwe moraliteitswet. Het patent van Brüstle was geldig, zolang er geen menselijke embryo’s voor gebruikt of kapotgemaakt worden. Tot groot genoegen van pro-life groepen. Dat zijn veelal christelijke groepen die zich hard maken tegen kwesties als abortus, sterilisatie en euthanasie. Na deze uitspraak begonnen zij het burgerinitatief ‘Eén van ons’. De groep verzamelt zoveel mogelijk handtekeningen voor een voorstel aan de Europese Unie. Ze willen dat de EU nog een stap verder gaat: helemaal geen subsidies meer voor onderzoek met embryo’s. Volgens Eén van Ons begint het leven op het moment dat een eicel bevrucht is. ‘Ieder lid van de menselijke familie verdient eerbiediging van zijn waardigheid, ongeacht hoe jong het is,’ vindt de organisatie. Ze verzamelen zoveel mogelijk steun om te zorgen dat er geen onderzoek meer gedaan wordt met embryo’s. Maar dat kan nog lastig worden.

Het Europese Hof zag er namelijk van af de belangrijkste vraag te beantwoorden: wat is een embryo? De Europese rechters kwamen er niet uit. Oplossing: ieder Europees land mag zelf bepalen wanneer iets een embryo is.

Twee jaar later oordeelde de Duitse rechtbank nog een keer over de zaak Brüstle. De rechter besloot dat menselijke embryo stamcellen niet hetzelfde zijn als een embryo, omdat ze niet zelf in staat zijn om ontwikkelen tot een mens. Brüstles patent blijft dus bestaan. In Duitsland en Boston, Massachusetts.

Regels en grenzen
In Amerika kreeg hij in 2008 al patent op de techniek om embryonale stamcellen te gebruiken om hersenziektes te behandelen. Ook al staat Amerika bekend als conservatief, in de staat Massachusetts is embryonaal stamcelonderzoek toegestaan. Net als in Europa mogen embryocellen niet specifiek gemaakt worden voor het onderzoek en mogen er geen embryo’s vernietigd worden. In Nederland geldt een Embryowet die bijna hetzelfde is als de regel in Massachusetts. Toch geldt Brüstles patent niet in ons land. De rechtszaak was nog niet afgelopen.

Brüstle vroeg niet alleen patent aan in Duitsland en Amerika, maar ook in de Europese Unie. Het Hof had uitspraak gedaan over de patentaanvraag in Duitsland, maar nog niet in heel Europa. In april dit jaar keurde het Europees Octrooibureau Brüstles aanvraag af. Organisaties als Greenpeace en Eén van Ons reageerden verheugd, maar in een persbericht benadrukt het Europees Octrooibureau dat het patent niet is afgekeurd om ethische redenen. De aanvraag was niet goed geformuleerd, het ging dus om een vormfoutje. ‘Biotechnologische uitvindingen, waaronder die met betrekking tot menselijke embryonale stamcellen, zijn in principe octrooieerbaar,’ benadrukt het Octrooibureau.

Zestien jaar na aanvraag is de zaak Brüstle nog steeds niet afgerond. Over één ding zijn de pro-life organisaties en de farmaceutische industrie het eens: er moeten duidelijke regels komen over waar wel en geen patent op aangevraagd mag worden. Dat patenten in het ene land wel gelden en in het ander niet, maken het allemaal nog urgenter. Europese stamcelonderzoekers willen niet achterblijven bij de Amerikanen. Als daar wel gepatenteerd mag worden, kan er dus ook meer worden geïnvesteerd.

Waar ligt de grens tussen genen, stamcellen en het menselijk lichaam? Is een stamcel die door de mens gemanipuleerd is een uitvinding? En waar ligt de grens tussen levensreddend onderzoek en commerciële uitbuiting van menselijk leven?

De discussie is zo gek nog niet.