Plagiaat Nijkamp beoordeeld door controversiële commissievoorzitter

AMSTERDAM – De voorzitter van de commissie die het vermeende zelfplagiaat van Vrije Universiteit (VU) hoogleraar econometrie Peter Nijkamp gaat onderzoeken is niet van onbesproken gedrag. Eerder dit jaar oordeelde het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI) dat de voorzitter, emeritus hoogleraar belastingrecht Jaap Zwemmer, te lichtvoetig omsprong met een eerdere zaak omtrent het wetenschappelijk auteursrecht aan de Universiteit van Amsterdam (UvA).

In een geanonimiseerd rapport hekelt het LOWI de werkwijze van Zwemmer die als raadsman integriteit aan de UvA klachten behandelde over de auteursverantwoording van een lesboek, uitgegeven door hoogleraar algemene rechtsleer Peter Rijpkema. Op het lesboek ‘Inleiding in de rechtswetenschap’ stond alleen de naam van Rijpkema als samensteller. Dit, terwijl het boek voor tweederde gekopieerd was van zijn overleden voorganger Bob Brouwer die dit samen met andere leden van de faculteit had geschreven. De verantwoording in het boek van Rijpkema was slechts dat het werk ‘voortbouwt op werk van velen’.

Deze miskenning zorgde voor onvrede binnen de faculteit. Raadsman Jaap Zwemmer oordeelde dat “de verantwoording te mager was”, maar dat er geen sprake was van plagiaat of integriteitsschending, wel van “excuseerbaar onzorgvuldig handelen”. Op advies van Zwemmer werd in de derde druk van het boek de afkorting e.a., en anderen, geplaatst achter Rijpkema’s naam.

Dit was niet voldoende volgens het LOWI, dat zich na aanhoudende klachten over de kwestie boog. Het LOWI oordeelde dat de handelswijze van Rijpkema “niet kon worden gekwalificeerd als excuseerbaar onzorvuldig, maar als schending van wetenschappelijke integriteit op grond van miskenning van auteurschap”.

Zwemmer onzorgvuldig
Ook de werkwijze van raadsman Zwemmer was niet zorgvuldig. Zo had hij de auteurs en co-auteurs van de oorspronkelijke tekst van het lesboek moeten horen. Dit heeft hij niet gedaan. Evenmin is hij open geweest over de procedure van zijn onderzoek. Ook zijn kwalificatie van de handelwijze van Rijpkema als “excuseerbaar onzorgvuldig” was veel te licht.

Opvallend is dat Zwemmer nu door de VU is gekozen om het vermeende zelfplagiaat van Peter Nijkamp te behandelen. Op de vraag waarom de VU denkt dat Zwemmer het onderzoek nu wel serieus neemt, willen zij geen antwoord geven. Ze geven überhaupt geen commentaar, zolang het onderzoek loopt. Wel schrijft de VU in een persbericht dat ze het overkoepelende wetenschapsorgaan de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) hebben gevraagd meer duidelijkheid te scheppen over de richtlijnen van zelfcitatie.

Het KNAW gaat een eigen commissie oprichten om die richtlijnen te bepalen. In een reactie op de zaak Nijkamp zeggen zij dat de VU zelf moet beoordelen of Nijkamp over de schreef is gegaan. “Bij onvrede over de procedure kan men bij het LOWI terecht”. Omdat ook de rapporten van LOWI geanonimiseerd zijn, geven zij op hun beurt inhoudelijk geen reactie op het lesboekgeval van Rijpkema en op de vraag of de raadsman integriteit uit dat rapport, Jaap Zwemmer, bekwaam is voor een nieuwe klus voor de VU.

Zwemmer is naar eigen zeggen alleen informeel betrokken geweest bij de kwestie Rijpkema: “Ik heb nooit onderzoek gedaan naar Rijpkema. Ik heb alleen een briefje naar de decaan gestuurd dat de auteursverantwoording moest worden aangescherpt. De conclusies uit het rapport van LOWI heb ik niet gelezen zoals ze hier worden gepresenteerd.” Over het aanstaande onderzoek doet hij verder geen uitspraken.