Twee uur aan de Gaasperplas

Van stadsgrenzen tot taalbarrières, Amsterdam kent vele grenzen. In de rubriek Grenzeloos Amsterdam kijkt NAP Nieuws verder. Vandaag aflevering 14: een spontane ontmoeting aan de Gaasperplas.

Met wandelschoenen, muts, wanten en sjaal stap ik uit de metro bij Gaasperplas, het einde van lijn 53. Het is vrijdagochtend, half tien. Met mij stappen nog drie andere mensen uit. De meeste reizigers pakken aan het begin van een nieuwe werkdag de metro richting de binnenstad van Amsterdam. De bekende drukte laat ik achter me. Het is tijd voor een onbevangen wandeling.

De Gaasperplas ontstond vijftig jaar terug door de zandwinning voor de bouw van de wijk Gaasperdam. Op sommige plekken is de plas tot vijfendertig meter diep. Eromheen zijn zandstrandjes, steigers en groenstroken. Niet ver weg ligt de A9.

De paadjes liggen er verlaten bij als ik het recreatiegebied betreed. Tussen de bomen door vang ik een enkele keer een glimp op van een hond met een baasje. Verder is het stil. Meerkoetjes glijden over een bevroren sloot. IJzel op houten bruggetjes. Geknotte wilgen. Het pad onder mijn voeten kraakt. Schelpen- en zandweggetjes wisselen elkaar af.

Het geluid van een vliegtuig dat onzichtbaar door een grijs wolkendek trekt. Sneeuwvlokjes dwarrelen neer. Het water klotst, dan harder, dan zachter, tegen de kant. Het eeuwige stromen, wuivend riet. De snijdende wind langs je lichaam. Gekraak, geritsel, meer niet. Een roodborstje hupt van tak naar tak, steeds iets voor me uit.

‘‘Die meeuwen zijn brutaal, kijk ze eens.’’ Iets vooruit voert Ger Clement op de boulevard aan de noordzijde de eendjes. Drie keer per dag loopt hij van zijn kamer in het verzorgingshuis Nellestein naar de Gaasperplas met de restjes brood. ‘‘Anders gooien ze het toch weg’’, zegt hij.

Omdat zijn vrouw longkanker heeft, verhuisde Clement naar het verzorgingshuis. Ik zie moeite, vermengd met liefde in zijn ogen. Zijn blik is op het water gericht. ‘‘Het is een prachtig gebied, alleen altijd zo rustig. Als ik hier altijd gewoond had, had ik een bootje aangelegd. Zonde dat de steigers verderop leeg zijn.’’

‘‘Ga maar snel naar huis, meissie. Het is koud’’, spreekt hij me na.

Over slingerende, besneeuwde paadjes loop ik verder. De lucht grijs, mijn hoofd licht. Ik ben niet bereikbaar, maar tegelijkertijd bereikbaarder dan ooit. Op die ene plek, dat ene paadje, langs die ene weg was ik. Grenzeloos.

Bekijk hieronder de foto’s van mijn rondje Gaasperplas.