NK Marathon is leuker op tv

Bij schaatsen op natuurijs denkt iedereen meteen aan een oer-Hollands ritueel. Dat is het allang niet meer. Voor het eerst sinds twaalf jaar kan in 2009 het Nederlands Kampioenschap Marathonschaatsen op natuurijs plaatsvinden. De Oostvaardersplassen zijn maandag door de schaatsbond geschikt bevonden voor het toernooi. Terwijl het laagje ijs op de Amsterdamse grachten alweer gesmolten is, zijn de plassen in de Flevopolder nog steeds goed voor zo’n 15 centimeter. Boven het ijs hangt een dichte mist, waarin tientallen oranje Unox-mutsen ronddansen. De sponsor deelt ze gratis uit. Enkele andere merken proberen hun mutsen en wanten ook aan de man te brengen, maar tegen het oranje geweld kunnen ze niet op.

Het natuurgebied is normaal gesproken niet toegankelijk voor publiek. Staatsbosbeheer laat de natuur hier zijn gang gaan en daar past geen recreatie bij. Het is dus een unicum dat je vandaag het gebied in mag. ’s Ochtends bij de race van de vrouwen zijn desondanks maar weinig toeschouwers geteld. Bij aanvang van de wedstrijd van de mannen zijn de mensen wel op komen dagen. De kleine driehoek van het marathonparcours wordt begrensd door een flinke rietlaag. Die driehoek is ongeveer 4 km en de mannen moeten hem 25 keer rijden.

Tegenwoordig kan een groot percentage van de deelnemers van de sport leven en hoeft na de training niet als hovenier aan de slag. Toch wordt de wedstrijd nog steeds gedomineerd door bollenkwekers en veehouders. Die wortels zijn duidelijk voelbaar. Boerendochter Carla Zielman, die in de ochtend de race bij de vrouwen gewonnen heeft, volgt een opleiding in de veehouderij. Haar vader kon niet bij de race aanwezig zijn omdat hij druk was met zijn melkkoeien. Onder de sponsoren van de ploegen zijn bouwbedrijven en kwekerijen goed vertegenwoordigd.

Rond de finishboog, waar de inmiddels gestarte mannelijke deelnemers elke tien minuten onderdoor zoeven, staan enkele mannen met een bierbuik opvallend hard te schreeuwen. Een van hen draagt een groene bouwmarktjas. Terwijl hij aan zijn peukje trekt, roept hij de vermoeide pelotonrijders ronde na ronde geërgerd toe ‘schaatsen nou jongens, schaatsen nou’. De schaatsers in hun veelkleurige pakken lijken het nauwelijks te horen. Een enkeling recht met een pijnlijk gezicht even de rug, na het begin van weer een ronde. Dan glijdt de verjaardagsslinger weer verder. In een mum van tijd is de groep weer in de mist verdwenen.

Je kunt zo’n evenement natuurlijk veel beter op televisie bekijken. De hele tijd crost een gemotoriseerde driewieler met een cameraman voor, naast en achter de kopgroep. Je ziet dus veel meer van de race. De toeschouwers langs de baan zien die kopgroep alleen af en toe voorbij flitsen. Ook de warme huiskamer pleit voor het kijken op televisie. Tegen de kou van het ijs zijn de dikste zolen nauwelijks bestand. Tenslotte krijg je er in de televisie-uitzending af en toe zinvol commentaar bij. Aan de finish van het ijscircus heeft de spreekstalmeester het elke ronde over het Sonja Bakker-syndroom onder de schaatsers, want ‘er vallen er steeds meer af!’.

Wanneer de laatste drie rondes van de race zijn aangebroken, moeten steeds meer schaatsers op last van de organisatie het ijs verlaten. Als ze te ver achter liggen kunnen ze de kopgroep hinderen. De kopgroep snelt schuimbekkend voorbij. Hun benen zwabberen en ze staan minder zeker op hun schaatsen dan bij de start. Ze zijn bijna twee en een half uur onderweg. In de voorlaatste ronde ontstaan groepjes binnen de kopgroep die tegen elkaar strijden. Tijdens de laatste ronde ontsnappen er individuele schaatsers aan de kopgroepjes. Tijdens de laatste meters gaat de race tussen de ontsnapte schaatsers. Sjoerd Huisman finisht als eerste.