BIJZONDERNEMEND: ‘We deden er jaren over om onze voorraad kwijt te raken’

In de rubriek Bijzondernemend het portret van een ondernemer met een bijzonder verhaal. Deze keer Bert Quist met zijn tandenborstelwinkel.

AMSTERDAM – 16 jan.  De 60-jarige Bert Quist raakte geïnteresseerd in tanden poetsen toen zijn oude Chinese tandarts hem in 1980 zei dat hij binnen afzienbare tijd een kunstgebit zou hebben. ‘Daar wilde ik niet aan.’ Hij ging naar een jonge, moderne tandarts. ‘Die pakte een tandenborstel en begon daarmee in mijn mond te morrelen. ‘Zó moet je poetsen’, zei hij. Quists gebit werd inderdaad weer gezond. Hierop begon hij de Witte Tanden Winkel in één van de Negen Straatjes in het centrum van Amsterdam.

Quist staat mij te woord in zijn winkel. Die is klein, wit en ruikt naar tandarts. In de etalage staat een reuzenrad met tandenborstels als passagiers. Overal zie je tandenborstels, tandenstokers en monddouches. In de glazen kasten, aan de rekken en achter de toonbank. Quist was niet de eerste in zijn familie die in de ban van het tanden poetsen raakte. ‘Het oorspronkelijke idee was niet van mij’, geeft Quist toe. Zijn broer werkte in de jaren zeventig in Nigeria in de olie-industrie. ‘Op een gegeven moment kreeg hij een ontsteking in zijn mond. Een Amerikaanse collega leende hem toen zijn Waterpik, een monddouche. Mijn broer had daar zoveel baat bij dat hij, eenmaal terug in Nederland, besloot om in Waterpiks te gaan handelen.’ Zijn broer opende in 1978 een tandenpoetswinkel in Rotterdam.

De inzichten rond tanden poetsen zijn in de twintigste eeuw enorm veranderd, doceert Quist. Voor de oorlog was het normaal dat je tanden uit je mond rotten tussen je dertigste en vijftigste. ‘De wolf in je tanden, noemden ze dat.’ Dan moest je een kunstgebit. Na de oorlog werd tanden poetsen gemeengoed, maar dat het ook belangrijk is om je tandvlees goed te verzorgen, bleef onbekend. Tandenborstels hebben in de loop der jaren een metamorfose ondergaan, vertelt Quist. Hij loopt door de kleine winkel en graait twee tandenborstels uit de rekken. De eerste borstel heeft gevaarlijk puntige haren. ‘Zo zag de gemiddelde tandenborstel eruit toen ik begon. De haren zijn veel te grof om tussen je tanden en het tandvlees in te poetsen, terwijl juist daar plak ontstaat.’ De tweede borstel heeft zachte, witte haartjes. ‘Daarmee kom je op de goede plek en je beschadigt het tandvlees niet.’ In de jaren tachtig vonden veel mensen de Witte Tanden Winkel ‘een beetje achterlijk’. Waarom een hele winkel voor tandenborstels? Die kon je toch ook gewoon bij de drogist kopen? Quist moest zijn eerste klanten informeren over het belang van het schoonhouden van tanden en tandvlees. ‘Dan gaven we gewoon poetsles in de winkel.’

Sinds die tijd zijn de basisprincipes van het tandenpoetsen niet meer veranderd. Af en toe komen er nieuwe producten bij, maar echt spectaculair is het niet. ‘Het is een evolutie, geen revolutie.’ Desalniettemin doen de gebroeders Quist hun uiterste best om op de hoogte te blijven van de laatste trends. ‘We struinen beurzen af en zoeken naar nieuwe producten op internet. Ook zijn we in het buitenland bekend. Fabrikanten benaderen ons soms of ze proefproducten mogen opsturen. Wij verkopen de borstels vervolgens alleen als we ze goed vinden.’

‘Een mooi voorbeeld van een nieuw product is… wacht even.’ Quist staat weer op om een tandenborstel te pakken. ‘Deze Velvet Power – ons huismerk – lijkt op een normale tandenborstel, maar hij combineert harde korte haartjes met lange fijne haartjes. De harde haartjes maken de tanden goed schoon, de fijne reinigen diep onder het tandvlees. De fijne haartjes zijn van een nieuw soort kunststof.’ De borstel is een jaar oud en komt uit Japan. In  dertig jaar heeft Quist ook wel eens de plank mis geslagen. ‘Een paar jaar geleden kwam er een Amerikaanse borstel op de markt die plak als een spons opzoog. Toen dachten we: dit is hét. Het bleek toch niet zo’n handig ding. De steel was te slap. We hebben er jaren over gedaan om onze voorraad kwijt te raken.’

Quist is niet meer de jongste. ‘Ik verwacht dit werk niet nog eens dertig jaar te doen. Waarschijnlijk stop ik over een paar jaar. Hopelijk vind ik voor die tijd een opvolger. Ik heb met mijn broer in de loop der jaren veel kennis verzameld. Het zou zonde zijn als die verdwijnt.’