Max Pam: knorrige stokebrand

14e3b69b7f568501f70e011f36940e88x200Columnist Max Pam is scherp en giftig. Hij maakt snel vijanden en zelfs met vrienden is hij “periodiek gebrouilleerd”.

AMSTERDAM – Het tv-programma ‘Buitenhof’, een zondagmiddag in september. De camera zoomt langzaam in op het gezicht van Max Pam, dat altijd wat vies vertrokken is, alsof hij het gif letterlijk opspaart in zijn mond. Onzeker turen zijn ogen achter de bril naar de autocue. Het slepende been, een overblijfsel van de beroerte die hem trof in 2001, staat veilig achter de katheder.

Het thema van zijn column is het Koningshuis. Met beheerste spot veegt Pam de vloer aan met het “theekransje” dat kroonprins Willem-Alexander en Maxima met het echtpaar Obama hadden om het historische feit luister bij te zetten dat het precies 400 jaar geleden was dat de Nederlanders voor het eerst voet aan wal zetten op het eiland Manna-hatta.

“Hoewel Obama en Willem-Alexander van dezelfde generatie zijn, zijn zij staatsrechterlijk elkaars tegenpolen”, zegt hij. “De een is democratisch gekozen, de ander wordt door overerving benoemd. De een heeft een mandaat van het volk, de ander moet – hoewel de veertig gepasseerd – wachten tot zijn moeder het goed vindt dat hij de troon bestijgt.”

Als de camera zover is ingezoomd dat je bijna de poriën in zijn gezicht kunt zien, volgt de sarcastische finale. Met gebalde vuisten zegt Pam, lid van het Republikeins Genootschap: “En voor de rest: leve de Koningin! Leve New York! Hoera, hoera, hoera!”

Max Pam – columnist, stokebrand, homo ironicus en één à twee zondagmiddagen in de maand ook de nar in de huiskamers van enkele honderdduizenden Buitenhof-kijkers. Hij schrijft voor Het Parool, de Volkskrant en Binnenlands Bestuur, heeft een vaste column op de radio en schreef verscheidene boeken, waaronder de sleutelroman ‘De Herenclub’ (1997) en ‘Het ravijn’ (2004), het autobiografische relaas over zijn beroerte.

Pam (1946) werd geboren in Amsterdam als zoon van Parool-journalist Leo Pam. Als tiener wilde hij wereldkampioen schaken worden, nadat hij in een wedstrijd simultaanschaken de grootmeester Jan-Hein Donner had verslagen. Van die ambitie kwam niets terecht, maar Pam zou later talloze columns en boeken over schaken schrijven.

Pam doorliep de School voor Journalistiek en werkt sinds het begin van de jaren zeventig als freelancer voor verscheidene media. Samen met filmmaker Jan Bosdriesz maakte Pam documentaires over W.F. Hermans en Wim T. Schippers. Ook werkte hij mee aan verschillende televisieprogramma’s, waaronder de serie ‘De Woestijn Leeft’ over architectuur en de satirische televisieserie ‘De bovenwereld’, waarvoor hij samenwerkte met Jeroen Henneman en Theo van Gogh.

De gaskamers van Sobibor

De komende tijd doet Pam voor de Volkskrant verslag van het laatste grote Holocaust-proces, tegen John Demjanjuk, de “Beul van Sobibor”. De zaak “43-09” noemt Pam het, met een knipoog naar het Eichmann-proces, waarover Harry Mulisch bijna een halve eeuw geleden zijn reportagecyclus ‘De Zaak 40/61’ schreef.

Cynisch genoeg, zo schreef Max Pam, eindigde de man die zo graag gecremeerd wilde worden uiteindelijk in de ovens van de nazi’s

Maar zijn verslag zal evenzeer een eerbetoon zijn aan Pams grootvader Mozes. Mozes Pam verruilde als jongeling het jodendom voor het socialisme en was later een van de oprichters van de Arbeiders Vereniging voor Lijkverbranding. Cynisch genoeg, zo schreef Max Pam, eindigde de man die zo graag gecremeerd wilde worden uiteindelijk in de ovens van de nazi’s.

Dat was begin 1943, in het vernietigingskamp Sobibor, waar ene Ivan Nikolajevitsj Demjanuk kampbewaarder was. Ook twee andere familieleden, Simon Pam en Henriëtte Cosman-Pam, werden vermoord in de gaskamers van Sobibor.

Komende maand staat de inmiddels 89-jarige Demjanjuk terecht in München. De aanklacht: medeplichtigheid aan de moord op ten minste 29 duizend Sobibor-gevangenen.

“Het levenspad van John Demjanjuk is geplaveid met lijken”, schreef Max Pam in zijn eerste bijdrage over het proces, begin deze maand. “Voor veel van die lijken kan hij niet verantwoordelijk worden gehouden, maar op de ‘verwerking’ van grote aantallen zag hij toe. En niet alleen zag hij erop toe, hij nam er actief aan deel, als een radertje in de vernietigingsmachine. Dat althans, zal hem in het Laatste Grote Proces worden verweten. Zelf ziet hij het anders: hij is het slachtoffer.”

Te lui om Oblomov te lezen

Op zijn beste momenten laat de stijl van Max Pam zich samenvatten als een kruising tussen Karel van het Reve en W.F. Hermans. Pam combineert de pesterige, onderkoelde humor van de eerste met het gif van de laatste. Met allebei heeft hij een enorme eruditie en productiviteit gemeen.

Maar Pam was niet altijd zo productief. ‘Nog te lui om Oblomov te lezen.’ Zo werd de jonge Pam getypeerd door de journalist Martin van Amerongen. Oblomov, de aartsluie protagonist uit Gontsjarovs gelijknamige roman, doet er alleen al 150 pagina’s over om uit bed te komen. Pam refereert graag aan dat citaat. Van zijn bed, zo schreef hij later, “liep ’s middags na vieren een rechte lijn naar het schaakcafé. ’s Nachts na enen liep die lijn weer terug.”

Zijn vrienden vinden het maar koketterie. “Dat gedoe over luiheid was opschepperij”, zegt schrijver en jeugdvriend Tim Krabbé. “Max is een workaholic.”

Ook collega-columnist en vriend Theodor Holman kent Pam als een noeste werker en een wedijveraar. “Hij is iemand die ervan houdt om voortdurend in competitie te zijn met iedereen. Hij vergelijkt graag mensen met elkaar, of zichzelf met andere mensen: wie is de beste schrijver, wie de beste interviewer. We willen natuurlijk allemaal de beste zijn, maar bij hem is het opvallend. Zijn hersenbloeding heeft hem misschien nog wel competitiever gemaakt.”

Geduchte vijand

Vele vetes vocht Pam uit. Berucht is de rel eind jaren tachtig met Parool-recensent Bob Polak, die het had gewaagd een boek van Pam te kraken. Polak was in 1987 door de toenmalige kunstredacteur Matthijs van Nieuwkerk binnengehaald om “lawaai te maken”. Zijn recensies waren “gooi- en smijtwerk”, zegt Polak: als een boek eenmaal in zijn recensie figureerde, dan wist je dat er gehakt van zou worden gemaakt.

Een kleine Pam-bloemlezing:

“Neerlands aantrekkelijkste banketbakster van spirituele lariekoek.”

(Over schrijfster Susan Smit)

“Een van de grootste warhoofden die in het culturele wereldje rondloopt. Elke maandag schrijft hij in de Volkskrant een stukje waaraan geen touw is vast te knopen, omdat hij zichzelf daarin tenminste vier keer tegenspreekt.”

(Over auteur Kader Abdollah)

Ik ken Remco Campert naast al het andere ook als een onaangenaam en kwaadaardig mens, wat hij vooral was in de tijd dat zijn vrouw bij hem was weggelopen en hij nog veel dronk. God, wat kon die man drinken! Ik heb huilende vrouwen gezien die door de smadelijke toorn van Remco voor eeuwig waren getroffen.”

(Als reactie op een column van Campert over de moord op Theo van Gogh, waarin de dichter betwijfelde of het wel terecht was om Van Gogh als held van het vrije woord de geschiedenis in te laten gaan.)

Op verzoek van Van Nieuwkerk schreef Polak onder het pseudoniem Felix de Vree. “Al snel zoemde het in de grachtengordel: wie is dat toch, die De Vree?”, kijkt Polak terug. Hij had niet kunnen bevroeden dat een vernietigende recensie van Pams nieuwste columnbundel de dood van Felix de Vree zou inluiden.

Polak: “Pam ging door het lint om die recensie. Hij was toen geen medewerker van het Parool, maar wist door te dringen tot de financiële administratie en kwam er via via achter aan wie de honoraria werden uitgekeerd, en dus achter mijn identiteit. Pam had destijds een column op de achterpagina van het NRC. Daarin heeft hij toen mijn identiteit onthuld en verkondigd hoe schandelijk die recensie van mij wel niet was.”

De dagen van Felix de Vree waren geteld. Polak moest voortaan onder zijn eigen naam schrijven. Tussen hem en Pam is het nooit meer goedgekomen. “Het is een enorme opportunist, een gladjanus”, zegt Polak. “Die reactie op mijn recensie was ontluisterend, daarmee is hij keihard door de mand gevallen.”

Een vriendschap is bij Pam nooit een kabbelend beekje

Ook vrienden omschrijven Pam, behalve als aimabel en attent, als een ijdele en sikkeneurige man met een handleiding. Een vriendschap is bij Pam nooit een kabbelend beekje. Met veel intimi is hij naar eigen zeggen “periodiek gebrouilleerd”. Zo onderhouden Tim Krabbé en Max Pam al jarenlang een knipperlichtrelatie. “Het is ook vaak uit geweest”, zegt Krabbé. “We zien onszelf als een stel dat al 40 jaar verloofd is.”

“Max Pam is een warme, gecompliceerde vriend”, vat Jeroen Henneman samen. “Hij is koppig. Als er eenmaal een denkbeeld in zijn hoofd zit, dan is het heel moeilijk om dat te veranderen.”

Boek over Theo van Gogh

Max Pam is tot nu toe een meester op de korte baan. Blijft hij dat? Henneman: “Max wil al jaren een groot boek over Theo van Gogh schrijven, maar de ex van Theo werkt tegen en geeft hem geen toegang tot zijn archief. Nu zijn zoon Lieuwe dit jaar meerderjarig wordt, krijgt hij dat wel.” Het wordt tijd voor iets groters, vindt Henneman. “Nu sukkelt hij maar van het ene boek naar het andere.”

Tussen Max Pam en de moord op Theo van Gogh loopt een directe lijn, zegt Joost Zwagerman. Pam zelf ziet niets in dit macabere, bijna mystieke verband, dat zo uit een roman van Harry Mulisch had kunnen komen. Maar de feiten liegen er niet om: als Max Pam in 2001 geen hersenbloeding had gekregen, dan had Theo van Gogh misschien nog geleefd.

Ayaan Hirsi Ali was in 2004 gepolst voor het programma Zomergasten. Ze had nee gezegd, maar bij de presentatie van Max Pams boek ‘Het Ravijn’ – dat Pam schreef over de hersenbloeding die hem in 2001 had getroffen – kwam Zwagerman per toeval de filosoof Herman Philipse tegen, de toenmalige geliefde van Hirsi Ali.

Zwagerman: “Voor de vuist weg zei ik tegen Philipse: wat jammer toch dat Ayaan niet wil, waarop hij antwoordde: maar daar weet ik helemaal niets van, wat zou dat fantastisch zijn als zij Zomergast zou worden.”

Philipse wist Hirsi Ali over te halen om toch aan het programma mee te doen en de rest is geschiedenis: speciaal voor Zomergasten maakte Hirsi Ali ‘Submission’, de film die Theo van Gogh op 2 november 2004 fataal zou worden.

Zwagerman: “Dan trek je de de Mulischiaanse conclusie: op het moment dat Max Pam in 2001 neerzeeg, was het lot van zijn vriend Theo van Gogh al bezegeld. Ik heb dit aan Harry Mulisch verteld en die vond het een bloedstollend verhaal. Maar Pam, de rationalist, reageert daar heel knorrig op, die vindt het maar kul en aanstellerig.”