“Iedereen praat over Roma, niet met Roma”

Ronald Olsthoorn

Roma glippen tussen de instanties door. Politie, leerplichtambtenaren en politici krijgen maar geen vat op de gesloten gemeenschap. Radio Patrín probeert de Roma een stem te geven.

“Het zijn ook ordinaire deportaties”, zegt radiopresentator Tjaja Mirando. “Dat mogen we best zo noemen. En de situatie in Frankrijk is echt niet nieuw. De afgelopen twee jaar verdwenen er in Italië achtduizend Roma van de radar.” In de radiostudio van omroep Salto op de vierde etage van het Amsterdamse Pakhuis De Zwijger brandt de rode on air-lamp. Vanachter een glazen wand volgt Beki Galjus (47), koptelefoon op zijn hoofd, de verrichtingen van zijn presentator.

Intussen belt hij met een Roma-student aan de Universiteit Utrecht en knikt naar zijn productie-assistent die hem vraagt of de goede jingle klaar staat. De student is aan de lijn, Galjus zet een schuif van het mengpaneel open en de presentator neemt het over: “Roma gaan wel degelijk naar school, jawel, zelfs naar de universiteit. Wij hebben een student Sociale en Culturele Ontwikkeling aan de lijn, ja welkom, je bent live in de uitzending.”

Galjus doet zijn koptelefoon af en maakt een gebaar alsof hij het zweet van zijn voorhoofd veegt. In februari 2009 richtte hij samen met zijn broer Orhan Radio Patrín op. Sindsdien is hij als hoofdredacteur verantwoordelijk voor twee uur Roma-radio per week. En deze week, waarin eurocommissaris Viviane Reding (Justitie) het Franse uitzettingsbeleid van Roma vergeleek met deportaties ten tijde van de Tweede Wereldoorlog en een woedende Franse president Nicolas Sarkozy de vergelijking “walgelijk, kwetsend en vernederend” noemde, lijkt er voor de Roma-gemeenschap in Nederland genoeg te bespreken. Iedereen kan inbellen om zijn zorgen te uiten. Alleen, niemand doet het. Galjus haalt zijn schouders op. “Het maakt niet zoveel uit, we hebben vandaag een vol programma met studiogasten en voorgeproduceerde telefooninterviews. Maar geloof me, Roma zijn ook in Nederland kwaad en ongerust.” Galjus schuift heen en weer op zijn stoel. Een cameraman van het NOS Journaal cirkelt om hem heen en registreert zijn bewegingen. “Sorry”, zegt hij, “ik moet me even concentreren. Straks praten we verder.”

Discussie
In navolging van de Europese commotie over de Franse plannen om Roma het land uit te zetten, borrelt ook in Nederland de discussie over de bevolkingsgroep op. Roma worden vaak gezien als bron van criminaliteit. De Nieuwegeinse PvdA-burgemeester Cor de Vos pleitte onlangs voor registratie van Roma om de problematiek in kaart te brengen. En afgelopen week gooide CDA-Kamerlid Mirjam Sterk nog eens extra olie op het vuur door te bepleiten dat criminele Roma het land uitgezet moeten worden.

Koers richting Nederland
Beki Galjus vluchtte in 1992 samen met zijn broer uit Kosovo naar Nederland. De broers waren in voormalig Joegoslavië journalisten en radiomakers, maar besloten de benen te nemen toen Slobodan Milosevic hen dwong met de Bosnische-Serviërs mee te vechten in Bosnië en Herzegovina. De familie volgde later. Galjus behoort daarmee tot de een-na-laatste groep Roma en Sinti – de groep die de oorlogen in voormalig Joegoslavië ontvluchtte – die zich in de jaren negentig in Nederland vestigde. Voor die tijd, met name in de jaren zestig toen de behoefte aan gastarbeiders ontstond, waren al veel Roma in Nederland neergestreken. Vierduizend van hen kregen in 1978 een verblijfsstatus via een generaal pardon van het toenmalige kabinet Van Agt. De laatste jaren, met de toetreding tot de EU van landen als Hongarije, Roemenië en Bulgarije, is er sprake van een nieuwe groep die koers zet richting Nederland.

“Niemand weet hoeveel Roma en Sinti er precies zijn in Nederland”, vertelt Roma-onderzoeker aan de UvA Huub van Baar daags na de uitzending. “Het blijft een groep die zich lastig laat registreren, maar het exacte aantal zal ergens tussen de tien- en twintigduizend liggen.” Van Baar kan zich overigens goed vinden in de gekozen bewoordingen van eurocommissaris Reding. “De meerderheid van de Europese bevolking vindt het eigenlijk wel prima wat er met de Roma-kampen gebeurt. Daar spreekt een goedkeuring van een dehumanisering van een minderheid uit die je ook zag in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog.”

Dat de integratie van Roma in Nederland verre van vlekkeloos verloopt, bleek vorig jaar tijdens een Kamerdebat over de problemen in vijftien ‘Roma-gemeenten’. In een brief aan de Kamer schreef – toen nog – minister Eberhard van der Laan van Integratie dat er onder Roma sprake was van “disproportioneel hoge criminaliteit” en van “extreem hoog schoolverzuim”. Huub van Baar sluit zijn ogen niet voor de problemen, maar vindt wel dat de Nederlandse overheid die aan zichzelf te wijten heeft. “Van meet af aan is er een lik-op-stuk-beleid gevoerd. Roma hebben een historisch gegroeide afkeer van autoriteit; als je ze er niet bij betrekt, dan gaan ze hun eigen gang.”

Naar school
“Niets liever dan betrokkenheid!” roept Michael Etel, “maar er is niemand van de Roma-gemeenschap hier in de wijk die meewerkt of zich opwerpt als contactpersoon.” Michael Etel is namens het Bureau Leerplicht Plus verantwoordelijk voor de aanpak van schoolverzuim in Amsterdam Zuidoost, het stadsdeel waar een paar honderd Roma-gezinnen na het generaal pardon in 1978 ter vervanging van hun woonwagen een flat kregen aangeboden. In nauw overleg met een basisschool in de Bijlmer voert Etel sinds februari 2009 een onorthodox beleid: twee van zijn leerplichtambtenaren gaan dagelijks langs de huizen van kinderen die niet op school verschijnen. Etel benadrukt dat de aanpak niet is gebaseerd op etniciteit, maar dat de leerplichtambtenaren in de praktijk vooral bij Roma-gezinnen aanbellen.

En met succes, want incidenten daargelaten, geniet een vaste groep van enkele tientallen Roma-leerlingen sindsdien dagelijks onderwijs. “Wij proberen de kinderen enthousiast maken”, zegt Etel, “en zo ook de argwaan bij de ouders weg te nemen.” Toch weet Etel dat het lastig zal zijn de kinderen door te laten stromen naar het voortgezet onderwijs. Vooral Roma-meisjes worden vroeg van school gehaald om uitgehuwelijkt te worden. Als zij, samen met jongens, langer naar school zouden gaan, staat de familie-eer op het spel. Voorlopig koestert Etel de behaalde resultaten in de Bijlmer, al zint hij nog op een structurele oplossing, omdat de huidige bezetting met twee leerplichtambtenaren op den duur te kostbaar is. “Tja, hoe kan je het gedrag van eeuwen in anderhalf jaar veranderen?”

Maar volgens Galjus ligt de schuld van de moeizame integratie in grote mate bij de overheid. “Er wordt nog steeds veel over Roma gepraat, maar niet met Roma. Al het geld en alle baantjes komen bij Nederlandse organisaties terecht, die ons vertellen hoe wij moeten integreren. Geef wat van dat geld aan mij, dat is beter besteed.” Galjus zou het graag allemaal wat professioneler aanpakken, zijn radio Patrín. Tot op heden is het voor iedereen vrijwilligerswerk, zelf verdient hij doordeweeks de kost als systeembeheerder in de ICT-branche. “Goede media”, zegt Galjus, “kunnen zo belangrijk zijn voor Roma in Nederland om een eigen plekje te verwerven.”

Mensenhandel
De Amsterdamse politie bekommert zich over een ander soort problemen. In het centrum zijn het Roma uit EU-landen als Hongarije, Roemenië en Bulgarije die zich schuldig maken aan kleine criminaliteit als zakkenrollerij, maar ook in sommige gevallen het zware werk niet schuwen en zich toeleggen op mensenhandel en gedwongen prostitutie. De woordvoerder van de politie bevestigt dat er in de binnenstad inderdaad criminelen actief zijn uit Oost-Europese landen, maar haast zich toe te voegen dat er geen specifiek opsporingsbeleid voor Roma is.

Wel bracht het Team Mensenhandel deze zomer een bezoek aan de grensstreek tussen Hongarije en Roemenië. Het Team trof een gebied aan waar Roma onder erbarmelijke en achtergestelde omstandigheden wonen. “Wij proberen daar al het gesprek aan te gaan met Roma, ze vertellen dat Amsterdam niet het Walhalla is en dat je als meisje waarschijnlijk in de prostitutie terechtkomt”, aldus de woordvoerder. Een grote frustratie van de Amsterdamse politie is dat Roma-meisjes die gedwongen prostitueren vaak geen aangifte doen omdat hun vader, broer of echtgenoot hun pooier is. Toch gaat de politie door op de ingeslagen weg. “Zij vertrouwen ons meer dan de Hongaarse politie en terugsturen is zonder medewerking van het land van herkomst ook een eindeloos verhaal. Nee hoor, we doen liever daar de kraan dicht dan dat we hier blijven dweilen.”

Polka
Terug in de studio van radio Patrín haalt presentator Tjaja Mirando haar hand langs haar keel. Het teken voor Beki Galjus om de verbinding met de student te verbreken. De uitzending loopt op zijn einde, maar niet voordat huis-cabaretier Faria Jasar voor de vrolijke noot heeft gezorgd. Afgewisseld met polkadeuntjes voert hij in het Romani dialoogjes met zichzelf waarin de woorden ‘Sarkozy’, ‘Hitler’ en ‘Francia’ herhaaldelijk terugkeren. Jasar moet er hard om lachen. In de regie glimlacht Galjus. “Wij Roma houden van zelfspot, net als de joden eigenlijk.”

Het vijfkoppige team van radio Patrín blaast na de uitzending stoom af. “Het was een heftige uitzending zeg”, verzucht Tjaja Mirando, “ik zat er zo in dat die cameraploeg van de NOS me niet eens was opgevallen.” Galjus maant de anderen hun jassen te pakken. “We hebben hier deze zondagmiddag al weer lang genoeg gezeten”, zegt hij. Met z’n allen stappen ze in de lift van een verder verlaten Pakhuis de Zwijger. “The Roma have left the building”, grapt Faljas als hij buiten afscheid neemt van de anderen. Beki Galjus loopt over de Piet Heinkade naar het Centraal Station om zijn trein naar Almere te halen.