‘Ik blijf ze filmen tot ik dood ben’

Hij werd in coma geslagen, verjaagd uit Rotterdam-Noord en kreeg een pistool tegen zijn gezicht gedrukt. Roy Dames zoekt als documentairemaker altijd de onderkant van de samenleving op. Voor zijn nieuwe documentaire Mocros volgde hij acht jaar lang een groep Marokkaanse hangjongeren. “Ga er tussen zitten, dan heb je pas recht van spreken.”

Roy Dames won een Beeld en Geluid Award voor Foute Vrienden (Copyright Beeld en Geluid, Foto: Paul en Menno Ridderhof, Studio Gemini)
Roy Dames won een Beeld en Geluid Award voor Foute Vrienden (Copyright Beeld en Geluid, Foto: Paul en Menno Ridderhof, Studio Gemini)

“Wij bepalen wat hier in de buurt gebeurt.” Documentairemaker Roy Dames (57) volgde al enkele weken een groep Marokkaanse jongeren in Rotterdam-Noord als hij op een avond omsingeld wordt door 25 dreigende Marokkanen. Dames: “Ja, toen was het moven.”

In de auto naar huis volgden nare telefoontjes. Over wat er gezegd werd, zwijgt Dames. Het was in ieder geval niet netjes. Een half jaar lang filmde hij niet verder. “Ik had zo de schurft aan die jongens gekregen. Ik wilde geen negatieve film over ze maken, maar dat was het wel geworden als ik was doorgegaan.”

Dat was in 2002, aan het begin van de productie van Mocros, Dames’ nieuwe documentaire die binnenkort in de bioscopen draait. Daarin volgt hij van 2002 tot 2010 een groep van vijf Marokkaanse hangjongeren in Rotterdam. Vier scholieren van 17, 18 jaar die niet goed weten wat ze moeten met hun leven en de paar jaar oudere Tomaz, die al eens voor moord in de gevangenis heeft gezeten.

Het maken van de documentaire betekende een nauwe band opbouwen met mensen aan de onderkant van de samenleving. Een manier van werken die Dames in al zijn documentaires gebruikt, maar waar hij niet altijd ongeschonden mee wegkomt. Tijdens de opnamen in 2000 van Meiden van de Keileweg bijvoorbeeld, over de drugsverslaafde prostituees in de Rotterdamse tippelzone, werd hij in coma geslagen.

Het maakte hem angstig; hij durfde een jaar de tram niet in. En voor zijn bekendste film Foute vrienden volgde hij zestien jaar lang vier Amsterdamse criminelen. Eind jaren ’90 schoot hij op een middag beelden van een crimineel op de Wallen. “Toen ik naar die man toeliep, kreeg ik een pistool voor m’n kop”, vertelt Dames. “Hij zei: ‘Ik snij je kop eraf.’ Ik wist dat ‘ie dat al eens gedaan had.”

Nu, in een koffiezaak om de hoek bij zijn huis in het Amsterdamse Bos en Lommer – hij drinkt acht koppen per dag maar momenteel is zijn koffiezetapparaat kapot – vertelt Dames de anekdote met een lach op zijn gezicht. De reden: Bobby, een van de criminelen uit Foute vrienden, vertelde later dat hij de kogels uit het pistool van die man had gehaald. Destijds verjaagde het hem echter uit Amsterdam. “Ik voelde me niet meer prettig in de stad, ik vertrok naar Almere.”

De docu’s van Dames
2011 – Mocros
2010 – Foute vrienden
2008 – Dossier Loverboys
2007 – Terug
2006 – Willem’s Kantine
2005 – Ik ben Mohammed
2004 – Tussen dope en liefde
2004 – Grenzen van genot
2002 – Andrew and Rasa, a modern love story
2002 – Ruud & Ria, tot de dood ons scheidt
2002 – Rudi Bakker, tot het het bittere einde
2002 – Verhoogd risico
2001 – Van god verlaten
2001 – Op de drempel van het leven
2000 – Meiden van de Keileweg
2000 – Vrienden voor het leven
1999 – Het beloofde land
1999 – Bolivia, het eerste cocaland zonder coca?
1998 – Ontheemd
1997 – Bacchus
1994 – Ik ben Jantje
1992 – In het spoor van Pandora

Bijna crimineel

Toch blijft hij de moeilijke gevallen uit de samenleving opzoeken. “Het is de adrenaline. Ik wil filmen wat anderen niet filmen. Een makkelijk te filmen onderwerp is niet interessant.” De jongens uit Mocros waren het moeilijkste onderwerp tot nu toe, vertelt Dames. En dat komt niet door de groep jongens die de documentairemaker op een avond omsingelde. Die wilden uiteindelijk niet meer meewerken. Het was zo moeilijk door de schaamtecultuur van de Marokkaanse gemeenschap, legt Dames uit. “In de film zit een scene op vakantie in Marokko. Op de achtergrond zie je een sloppenwijk, op de voorgrond is een van die jongens, Soufain, aan het protesteren dat ik die kant op film. Hij schaamt zich voor de sloppenwijk en wil dat ik een andere achtergrond neem.”

Samen met een scene waarin een andere jongen, Illias, de schaamte expliciet benoemt (‘wat je niet ziet, is er niet’), is het de enige keer dat de trots van de jongens in beeld komt. Daar baalt Dames van. De complexiteit van hun cultuur was juist wat hij wilde laten zien. “Op een gegeven vroeg Soufain mij om geld. Ik wilde weten waarom hij niet naar zijn ouders stapte. ‘Schaamte! Schaamte!’, schreeuwde hij. ‘Dat kan ik toch niet doen!’ Dat wil ik heel graag in de film hebben, maar van Soufain mag het er absoluut niet in.”

In de film zien we Soufain, Illias en hun vrienden Hamid en Youssef op school, bij een jongerenwerker, op zoek naar een baan en hangend op straat. Soufain wisselt zijn opleiding elektrotechniek in voor de kappersopleiding, en de kappersopleiding voor de detailhandel. Illias wordt van school gestuurd omdat hij voortdurend spijbelt. En als Hamid een baantje krijgt bij een viswinkel, komt hij niet opdagen. “Ik wist niet hoe ik er met de bus moest komen, dus ik dacht, laat maar”, zegt hij.

Soms gaan ze over de schreef maar dat zit niet in de film, vertelt Dames. “Dat wilden ze niet hebben, ik kan nu ook niet vertellen wat ze deden. Wat doen jongens als ze op straat hangen? Vul zelf maar in. Ze zweven tegen de criminaliteit aan. Als Illias met een vriend van school is gestuurd zegt hij het ook, ‘dan gaan we ons op onze eigen manier opwerken’.”

Tomaz op het affiche van de documentaire Mocros
Tomaz op het affiche van de documentaire Mocros

Voorbeeld marokkanen

Van het Nederlands Filmfonds, dat meebetaalde aan de documentaire, kreeg hij kritiek dat het een film over slechte Marokkanen was. “Kolder, pure kolder”, volgens Dames. “Ze zijn geen slechte Marokkanen, ze zijn zoekende. Hier worden ze vaak met de nek aangekeken en voelen ze zich tweederangs burgers, maar in Marokko zijn ze toerist. Ze zullen uit trots zeggen dat ze Marokkaan zijn, maar dat zijn ze niet. Ze zijn Nederlander en dat weten ze zelf ook.”

De trots van de jongens stond in de weg om in de documentaire hun goede kanten te belichten, vertelt Dames. “De vader van Illias loopt op een gegeven moment weg en Illias neemt de vaderrol in het gezin over. Hij is dan nauwelijks twintig jaar! Maar ik mocht het niet filmen, de moeder schaamde zich. Hetzelfde geldt voor een van die andere jongens, die vindt een baan in de haven. Hartstikke goed, maar het mag niet op camera want ze zien zichzelf niet als havenarbeider. Meer als zakenman.” Daardoor is niet altijd alles even goed in beeld gebracht, geeft Dames toe. “Er zit van alles in de film, maar van de kijker wordt wel wat verwacht.”

Dames begon met zijn project in 2002, toen Pim Fortuyn de maatschappelijke druk op de Marokkaanse gemeenschap opvoerde. “Ik woonde toen in Almere, op pompstations kon je daar aan de over Marokkanen klagende mensen al lang horen dat hij de grootste zou worden.” Hij wordt plots fel: “Ik heb het gevoel dat de pers te weinig de wijken in gaat. Er is geen voeling met de straat; niet met die Marokkaanse hangjongeren en ook niet met de Amsterdamse criminelen uit Foute vrienden. Ga ertussen zitten, zou ik zeggen. Dat kost wat energie, maar dan heb je ook recht van spreken.”

Hij pakt de Volkskrant erbij. In een opiniestuk wordt betoogd dat de intensiteit van het multiculturele drama afneemt. De Marokkaanse acteur Nasrdin Dchar wordt erin opgevoerd, die zijn Gouden Kalf in ontvangst nam met de woorden ‘Ik ben Nederlander, ik ben trots op mijn Marokkaanse bloed, ik ben een moslim en ik heb een fokking Gouden Kalf in mijn hand.”

“Nu komen ze opnieuw met knuffelmarokkanen. Denk je dat die jongens uit mijn documentaire het over de film Shouf shouf habibi hebben?” Druppeltjes speeksel vliegen over de tafel van het Amsterdamse café. “Voor hun is het leven een puzzel. Een warboel. Chaos. Dat proberen ze te overleven. Dat zal ze uiteindelijk wel lukken, maar nu zijn ze vooral werkloos. Er is nog wel vijftig jaar nodig voordat de identiteitscrisis van dit soort jongens voorbij is.”

In 2005 maakte Dames al een korte documentaire over de Rotterdamse hangjongeren. Ik ben Mohammed. De film werd genomineerd voor een Gouden Kalf. De Mohammed uit de titel was eigenlijk ook een knuffelmarokkaan, die als leraar maatschappijleer zijn studenten op het rechte pad hoopte te houden. “Die film was meer geregisseerd, met een voorbeeldmarokkaan. Het aspect van schaamte zit er ook niet in. Ik heb nu mijn twijfels over die film. Mocros is rauwer, realistischer.”

Mocros is niet het einde van Dames’ project met de hangjongeren. Zo werkt hij niet. Met de foute vrienden heeft hij bijvoorbeeld nog altijd contact. Jantje van Amsterdam spreekt hij dagelijks, Verbrande Herman twee keer per week. “De onderwereld blijft me trekken. Ik blijf ze filmen tot ik dood ben.”

Dat geldt ook voor de Marokkaanse jongeren. Dames hoopt op een nog betere film. “Ik heb nu veel scenes niet gebruikt, omdat ik ze niet wil beschadigen. Misschien kunnen ze over tien jaar beter reflecteren. Ik heb de scenes nog, dan maak ik een nieuwe versie.”

Mocros draait vanaf 10 november in de bioscoop.