Gegijzeld door je onderneming

Het gaat landelijk misschien wel om tienduizenden: ondernemers die hun pand of bedrijf niet verkocht krijgen en daardoor niet met pensioen kunnen. Ondanks de bevolkingsgroei van Amsterdam vind je ze ook in de hoofdstad.

Hij wil er liever niet over praten. Kaashandelaar Boor – witgrijs haar – geeft ook zijn leeftijd niet graag prijs. Maar dat de in de Jan Pieter Heijestraat in Amsterdam-West gevestigde kaasboer al jaren achter de toonbank tussen de Gouda en Fourme d’Ambert staat, dat weet iedereen in de buurt.

Waar hij liever niet over praat, is dat hij al lang had willen stoppen. Boor: “Het winkelpand had ik gelukkig al een paar jaar geleden verkocht. Maar mijn bedrijf zelf heeft nog een jaar te koop gestaan.” Dan opgewekt: “Per 1 januari 2013 draag ik het bedrijf over.”

Boor was een zogenoemde ‘dwangondernemer’: een ondernemer die wil stoppen met werken, maar dat niet kan omdat hij zijn pand of bedrijf niet verkocht krijgt. Voor dit soort ondernemers dient de opbrengst van het pand of onderneming als oudedagsvoorziening. Door de daling van de huizenprijzen die de afgelopen jaren heeft doorgezet, moeten veel winkeliers het doen met een lager ‘pensioen’ dan ze hadden ingeschat. Als ze hun pand al verkocht krijgen.

Ook winkelstraatmanagers in Amsterdam zien de problemen, al verschilt de situatie per wijk. In het jonge IJburg, met recent opgeleverde panden, zul je geen dwangondernemers tegenkomen. In oudere straten net buiten het centrum wel, weet Frank Bakker, die als winkelstraatmanager de Overtoom, J.P. Heijestraat en 1e Constantijn Huygensstraat in Oud-West onder zijn hoede heeft. Hoewel zijn buurt bekend staat als ‘yuppenbuurt’, zijn ze ook daar te vinden.

“Het is verborgen armoede. Een verscholen probleem”, vertelt Bakker. “De ondernemers benaderen mij niet als ze in de moeilijkheden zitten. Ik merk dat er wat aan de hand is als de winkeliers te lang in de zaak staan, of juist eerder sluiten, als ze al het geloof hebben verloren. Als ze zich niet aan de winkelsluitingstijdenwet houden, dan vraag ik waarom. Eventueel verwijs ik hen door naar het Loket Zelfstandigen van de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente, veel oudere ondernemers weten bijvoorbeeld niet dat ze een bijstandsuitkering kunnen aanvragen als ze niet rondkomen. Meer kan ik helaas niet voor ze doen.”

Hans van Steen
Hans van Steen, eigenaar van een houthandel aan de Overtoom. Foto: Alexander Leeuw
Van ondernemersorganisatie VNO-NCW tot brancheorganisatie MKB (voor het midden- en kleinbedrijf), van de Kamer van Koophandel tot de ouderenbonden: het probleem wordt overal gesignaleerd. Een onderzoek naar de schaal ervan is nog niet verricht. Schattingen zijn er wel. Prof. dr. Cor Molenaar, bijzonder hoogleraar online retailmarketing aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam: “De omvang is lastig in te schatten, maar het zou me niet verbazen als het landelijk om tienduizenden ondernemers gaat.”

De toekomstverwachting van winkels is in het algemeen niet best. Molenaar, auteur van het boek Het einde van winkels?, noemt de vergrijzing (34% van de ondernemers in Nederland is ouder dan vijftig jaar), de recessie en een ‘cultuuromslag’ die in de afgelopen decennia heeft plaatsgevonden – kinderen volgen niet meer vanzelfsprekend hun ouders op in de zaak. Belangrijker volgens Molenaar is de verandering in het koopgedrag; de opkomst van het online winkelen. “De groei van online winkelen neemt nog altijd fors toe. Als we voedsel buiten beschouwing laten, gaat ongeveer tien procent van de aankopen al via internet. De verwachting is dat het internetaandeel de komende jaren minimaal gaat verdubbelen.

“Vroeger was de vraag hooguit: ga ik naar mijn eigen of naar een andere plaats om de inkopen te doen? Nu is er de concurrentie van het internet. En de kleine ondernemers kunnen wel een website opzetten, maar echt concurreren met de grote jongens zal hen nooit lukken. Als je dan zestig bent en je hebt gegokt op een opvolger of overname van je pand, dan heb je toch een probleem.”

In stad en land
Wie zou verwachten dat het probleem van de dwangondernemers zich beperkt tot ontvolkte dorpen in de periferie, heeft het mis. Volgens Molenaar verschilt de problematiek in Amsterdam niet van die elders in het land. Dat is opmerkelijk, gezien de toename van de bevolking: in 2011 meldden het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) te verwachten dat de hoofdstad tot 2025 met 110.000 inwoners zal groeien.

Molenaar: “Als gevolg van de opkomst van internetwinkels zal de detailhandel zich meer concentreren op ‘A1-locaties’: goed bereikbare en centraal gelegen gebieden, de hoofdstraten. B- en C-locaties – daarbij moet gedacht worden aan de aanloopstraten die naar de hoofdstraat leiden, of verder van het centrum liggen – redden het vaak niet. Dat geldt ook voor Amsterdam.” De J.P. Heijestraat van kaashandelaar Boor is een voorbeeld van zo’n B-locatie: de straat verbindt de Overtoom, een belangrijke verkeersader, rijk aan winkels, met de drukke Kinkerstraat.