Stalen deuren naar het verleden

De voormalige atoomschuilkelder aan de Korte Prinsengracht is nu in gebruik als fietsenhok.  Foto: Sterre van der Hee
De voormalige atoomschuilkelder aan de Korte Prinsengracht is nu in gebruik als fietsenhok.
Foto: Sterre van der Hee

Amsterdammers lopen, fietsen en werken dagelijks in de stad. Maar wat onder die straatstenen verborgen ligt, weet bijna niemand. Voor de thema-editie van NAP Nieuws namen we een kijkje in ondergrondse atoomschuilkelders; dé plek om heen te vluchten als het alarm klonk. Of niet?

27 oktober 1968, 14.31 uur. De sirene gaat en kerkklokken luiden. Plotseling verspringt ook de radio. “De USSR heeft meerdere projectielen richting West-Europa gelanceerd. Zij dringen over vijftien minuten het Nederlandse luchtruim binnen. Hun doelwit is onbekend. De Dienst Bescherming Bevolking roept burgers op een veilig heenkomen te zoeken, tot het mogelijke atoomgevaar geweken is.”

In de hal van de Universiteitsbibliotheek aan de Singel 425 schrikt Pieter-Jan Wijnboer (20), student Rechtsgeleerdheid, op. Links en rechts haasten mensen zich de trap af. Instinctief besluit hij de menigte te volgen. Een verdieping lager tekenen twee ijzeren deuren met zware hendels zich af tegen de grauwe muur. Achter Pieter-Jan vult de gang zich met mensen. Een meisje raakt in paniek. “Mijn zus is nog boven!”

Dit hypothetische scenario had zomaar waargebeurd kunnen zijn.

De schuilplaats in de Universiteitsbibliotheek is één van de openbare atoomschuilkelders die zich op 27 oktober 1968 in Amsterdam bevinden. De aanleg hiervan startte in de jaren vijftig. In de nasleep van Hiroshima en Nagasaki concludeert de gemeente Amsterdam dat bestaande schuilplaatsen onvoldoende bescherming bieden bij een nucleaire aanval. Daarom stelt de gemeente in 1952 een uitgebreid Schuilplaatsenplan op. Met 800 schuilplaatsen moest dit plan aan 80.000 Amsterdammers ruimte bieden.

Atoomschuilkelders

De planning van nieuwe schuilplaatsen

Ten tijde van de Tweede Wereldoorlog beschikt Amsterdam over 234 schuilplaatsen – bunkers en kelders – die bewoners moeten beschermen tegen een bombardement. Echter, tegen nucleaire aanvallen is het gros niet bestand. Atoomkelders moeten dikke, betonnen muren hebben om nucleaire straling te absorberen. Een luchtfilteringssysteem moet bewoners van de schuilplaats beschermen tegen gevaarlijke stofdeeltjes die vrijkomen bij een kernexplosie.

De politie en de Dienst Bescherming Bevolking zoeken in 1952 de beste plekken voor schuilkelders uit. In hun achterhoofd houden zij de vuistregel van het ministerie van Binnenlandse Zaken: schuilkelders mogen alleen op plaatsen met grote verkeersdrukte worden gebouwd. Ze zijn namelijk niet bedoeld voor bewoners van de wijk, maar vooral voor toevallig passerend publiek dat moet wegvluchten. Panden aan de Damstraat, de Spuistraat, de Herengracht en de Leidsestraat blijken al gauw logische opties.

De schuilkelder onder Amstel 141F is nog voorzien van een luchtfilteringsinstallatie. Foto: Sterre van der Hee
De schuilkelder onder Amstel 141F is nog voorzien van een luchtfilteringsinstallatie. Foto: Sterre van der Hee

“Geld om de schuilkelders te bouwen, had de gemeente eigenlijk niet”, zegt Bart van der Boom, docent Moderne Nederlandse Geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Dat blijkt ook uit gegevens van het Stadsarchief, waarin de Dienst Publieke Werken (DPW) en de Dienst Bescherming Bevolking (DBB) in 1954 ruziën over de dekking van de kosten; naar schatting 16 miljoen gulden. De DPW, verantwoordelijk voor de infrastructuur van de stad, vond dat het geld bij de DBB vandaan moest komen. De DBB, de rampenbestrijdingsorganisatie van de overheid, vond uiteraard het omgekeerde. “De gemeente sloot uiteindelijk een compromis”, vult Van der Boom aan. “Om kosten te besparen kregen schuilkelders een dubbele functie; denk bijvoorbeeld aan een fietsenkelder.”

27 oktober 1968, 14.36 uur. In de nauwe Sint Pieterspoortsteeg is het drommen. Bij nummer 21 bonken mensen op de deur. Sommigen dragen zakken water, anderen blikken met ingemaakte bonen. Geïrriteerd doet Jan Drijfhout (31) de deur open als een buurman begint te roepen. “Waar was je nou, man? We moeten de kelder in.” Jan vloekt. “Goddomme. Die staat nog vol met troep.”

“De schuilplaatsen waren vooral bedoeld om burgers een veilig gevoel te geven”, zegt docent Van der Boom. “De meeste waren amper ingericht. Luchtfilteringsinstallaties werkten niet en er was geen water of voedsel. Met de bouw van de kelders wilde de gemeente vooral een boodschap uitdragen: ‘als de bom valt, is niet alles verloren’. Maar nergens was serieuze schuilgelegenheid. Het beleid was grote flauwekul.”

Inventaris

Wat was er aanwezig?

Elke schuilkelder moet de bewoners ervan een zit- en slaapplaats bieden. Dat blijkt uit bouwtekeningen van het Amsterdamse Stadsarchief. Hierop zijn bijvoorbeeld achtzitsbanken te zien. Verder moeten de schuilkelders voedsel, water, toiletten en een luchtfilteringssysteem bevatten. In de praktijk zijn deze voorzieningen in bijna geen enkele kelder aanwezig.
Het luchtfilteringssysteem in de atoomschuilkelders was bedoeld om de lucht te zuiveren van radioactieve stofdeeltjes. Foto: Sterre van der Hee
Het luchtfilteringssysteem in de atoomschuilkelders was bedoeld om de lucht te zuiveren van radioactieve stofdeeltjes. Foto: Sterre van der Hee

Twijfel over het nut van de schuilkelders bestond in de jaren vijftig ook onder Amsterdamse gemeenteraadsleden. In een gearchiveerd raadsverslag van 1954 vraagt PvdA-wethouder van den Bergh (Volkshuisvesting) zich af in hoeverre de kelders bescherming bieden tegen een atoomaanval. Zijn collega-wethouder Van Wijck (Sociale Zaken) van de Katholieke Volkspartij stelt dat de inzet van atoomwapens echter niet zeker is. Tegen gewone bommen zouden de kelders wel zinvol zijn.

27 oktober 1968, 14.40 uur. Een fall-out. Zoiets zei de stem op de radio. Toch? Koortsachtig bladert Marie van Dijk (46) door een brochure die de Dienst Bescherming Bevolking vorige week verspreidde. Het boekje, getiteld ‘Hebben wij tóch een kans?’ heeft ook veel te veel pagina’s. Gefrustreerd gooit ze het op haar dressoir. De buurvrouw heeft vast nog wel een stofmasker.

In 1962, tien jaar na het opstellen van het Schuilplaatsenplan, zijn slechts 21 van de 800 oorspronkelijk geplande schuilplaatsen gerealiseerd. “Uiteindelijk zou minder dan tien procent van alle Amsterdammers in een schuilplaats terecht kunnen”, zegt Van der Boom. Met de bouw van de metrostations in de jaren zeventig creëerde de gemeente extra schuilgelegenheid. Tegen 1978 telde Amsterdam uiteindelijk 40 complete schuilplaatsen. De kelder in metrostation Nieuwmarkt was toen nog in aanbouw.

Metrostations

Extra schuilgelegenheid

Wanneer in de jaren zeventig de Amsterdamse metro wordt aangelegd, besluit de gemeente atoomschuilkelders in de stations Weesperplein, Wibautstraat en Nieuwmarkt aan te leggen. Hiermee zou de beoogde schuilcapaciteit in de stad met ruim 20.000 plekken moeten worden verhoogd. De totale kosten voor de aanleg van de drie kelders bedragen 1,3 miljoen gulden; vandaag de dag zou dit een kostenpost zijn van 2,5 miljoen euro.
Via smalle luiken konden aangrenzende schuilkelders worden bereikt. Foto: Sterre van der Hee
Via smalle luiken konden aangrenzende schuilkelders worden bereikt. Foto: Sterre van der Hee

Naarmate de jaren verstrijken, neemt de angst voor een nucleaire aanval af. Daarom wordt de Dienst Bescherming Bevolking in 1986 opgeheven. Sinds 1999 worden de Amsterdamse schuilkelders niet meer onderhouden. “Als het nodig is, kunnen er geen mensen in”, zegt Van der Boom. “En dat terwijl oorlogsdreiging nu soms groter lijkt dan tijdens de Koude Oorlog. Maar niemand is voorgelicht. Waar ze zitten, weten vaak alleen de bewoners van de panden.”

16 februari 2014, 11.04 uur. Jasper Kapper, CEO van softwareontwikkelaar RoadSoft, is aan het werk als de deurbel gaat. Op de stoep van de Sint Pieterspoortsteeg staan twee journalisten van NAP Nieuws. “Er zit een atoomschuilkelder onder dit pand”, zeggen ze. “Mogen we even kijken?” Kapper weet van niets. Vier minuten later staat het groepje bij een ondergrondse luchtfilteringsinstallatie. “Je moet je toch niet voorstellen dat je hier weken moet zitten”, verzucht hij. “Maar let niet op de rotzooi. Het is gewoon een opslag.”

Met dank aan: Historische Vereniging Amsterdam, Stelling van Amsterdam, UvA Universiteitsbibliotheek, Jasper Kapper (RoadSoft), Rijnja Repro, Bart van der Boom, Copyshop LowieKopie, N.V. Het Havengebouw Amsterdam en het ministerie van Binnenlandse Zaken