Amsterdamse statushouder doet inburgeringsexamen onder niveau

Veel statushouders die in Amsterdam hun inburgeringsexamen halen, doen dat onder hun niveau om geen boete te riskeren. Dit blijkt uit rondvraag van NAP Nieuws bij een aantal Amsterdamse taalscholen.

Mensen die een verblijfsvergunning hebben en niet uit de EU of Turkije komen, moeten in Nederland inburgeren. Ze krijgen hiervoor maximaal drie jaar de tijd. Wie het niet binnen de termijn haalt, riskeert een boete van maximaal 1.250 euro. Voor asielmigranten zit er nog extra druk op de ketel. Zij mogen het bedrag om in te burgeren lenen bij DUO. Als ze het examen op tijd halen, hoeven ze dat niet terug te betalen. Voor wie daar niet in slaagt, kan de schuld oplopen tot tienduizend euro.

Uit een onlangs verschenen rapport van de Algemene Rekenkamer blijkt dat het Nederlandse inburgeringsbeleid niet naar behoren werkt. Zo’n tachtig procent van de statushouders haalt het examen niet binnen de verplichte drie jaar. Amsterdamse aanbieders van inburgeringscursussen denken dat binnen het percentage geslaagden ook een deel zit dat te laag inburgert. Taalscholen schatten in op welk niveau statushouders kunnen slagen. A2 niveau is vergelijkbaar met mavo-niveau; bij staatsexamen 1 of staatsexamen 2 biedt toegang tot respectievelijk een mbo- of een hbo/universitaire opleiding.

Marianne Houben is docent bij VluchtelingenWerk. “Wat er nu gebeurt, is dat mensen met volle kracht voor het staatsexamen gaan. Als ze het niet op tijd dreigen te halen, schakelen ze een niveau terug om boetes te ontlopen.” Houben denkt dat het om zo’n twintig procent van haar leerlingen gaat.

Directeur Jeroen Prins van taalschool NLtraining herkent het beeld. “We willen dat mensen een zo’n hoog mogelijk taalniveau halen en dat moedigen we ook aan. Maar als leerlingen ontdekken dat ze te hoog gegrepen hebben om het binnen drie jaar te halen, kiezen ze er vaak voor om terug te schakelen.”  Ze halen hun diploma dan vaak op A2 niveau, vergelijkbaar met het afronden van de mavo. “Probeer dan maar eens een baan te vinden”, stelt Prins. Er is ook na het inburgeringstraject mogelijkheid cursussen te volgen, maar zowel Houben als Prins denkt dat de statushouders daar veelal geen gebruik van maken.

Daar ligt ook verantwoordelijkheid voor de gemeenten, denkt Prins: “Mensen moeten geactiveerd worden met extra taallessen en begeleiding. Houben is het met hem eens. “De overheid moet een visie ontwikkelen. Mensen kunnen wel een baantje als afwasser vinden, maar daarmee gaan capaciteiten en motivatie verloren.”