Vrijwilligers helpen bij taal en integratie

Nederlands leren en integreren is in het huidige inburgeringsbeleid voor veel mensen te moeilijk. Dat bleek eind januari uit een rapport van de Algemene Rekenkamer. Verschillende vrijwilligersorganisaties helpen anderstaligen bij het inburgeren en vooral bij verdere ontwikkeling na het verplichte proces. Naar de effectiviteit van dit soort vrijwilligerswerk in Amsterdam bestaat weinig tot geen onderzoek. Waar worden de meeste successen mee behaald en waar lopen vrijwilligers tegenaan bij het geven van taalondersteuning en integratiehulp? 

Hoeveel organisaties in Amsterdam zich richten op de taalontwikkeling en integratie van anderstaligen is onduidelijk. De Vrijwilligerscentrale Amsterdam (VCA) houdt niet bij hoeveel vrijwilligersvacatures er voor dit soort werk zijn. Ook is er is weinig tot geen onderzoek naar de effectiviteit van dit soort vrijwilligerswerk. Hoogleraar vrijwilligerswerk Lucas Meijs aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) heeft net een onderzoeksvoorstel ingediend naar dit onderwerp.

In het algemeen heeft het overlaten van professionele taken aan vrijwilligers als voordelen dat cursisten minder bang zijn fouten te maken omdat er weinig statusverschil is, en dat vrijwilligers een maatje kunnen worden en zo een opstap kunnen bieden naar sociale contacten of werk. Dat zegt socioloog Marianne van Bochove in haar onderzoek ‘Kunnen we dat (niet) aan vrijwilligers overlaten?’ Nadelen kunnen zijn dat er veel kwaliteitsverschil tussen vrijwilligers kan bestaan, dat vrijwilligers snel kunnen afhaken als het moeizaam gaat en dat vrijwilligerswerk niet gratis is omdat er begeleiding voor de vrijwilligers nodig is.

ABC

Bij het Amsterdams Buurvrouwen Contact (ABC) krijgen vrouwen thuis één-op-één Nederlandse les. Het hoofddoel is anderstaligen uit hun isolement halen. De focus ligt op vrouwen, omdat zij vaker geïsoleerd zijn. Maar In 2017 is ook gestart met een pilot voor mannen, vertelt directeur Miriam Meijs.

Vrijwilliger Hannah Boerstra (22) merkte dat het lesmateriaal van het ABC in het begin te moeilijk was. Haar lesneemster sprak nauwelijks Nederlands en zelf moest ze ook wennen aan het lesgeven.“Toen zijn we met andere dingen begonnen, zoals het leren kennen van de Nederlandse namen voor lichaamsdelen.” Hannah koos er snel voor niet alleen les te geven, maar bijvoorbeeld ook mee te gaan naar de huisarts.

Zowel Meijs als Boerstra merken dat het leerproces langzaam gaat. “Je denkt dat je iemand heel snel kan helpen, maar al gauw merk je dat twee uur in de week niet zo veel is”, zegt Hannah. “Maar met een beetje beter Nederlands voelt iemand zich al veel vrijer.”

VoorUit

Bij VoorUit doen studenten, in ruil voor woonruimte, minimaal tien uur in de week maatschappelijk werk in de wijk.“Doordat studenten in de wijk wonen, weten ze precies wat er speelt en zijn ze een laagdrempelig aanspreekpunt voor bewoners. Dat is een groot succes”, zegt projectleider Aldert de Boer.

Een probleem bij de taallessen is volgens VoorUiter Alec Geurts (20) dat vrouwen met kinderen vaak niet kunnen komen, omdat ze die kinderen nergens heen kunnen brengen. Zelf gaf Alec ook een tijdlang taalles, en het lastigst vond hij de niveauverschillen. Volgens hem werken de contactgezinnen binnen het project het beste. Een student bezoekt elke week een vast gezin in de wijk met als belangrijkste doel uitwisseling van leefwerelden. Lees hier een portret van Alec en zijn contactgezin.

“Soms is het lastig dat je niet weet waar je mensen naar kunt doorverwijzen, omdat het aanbod van hulporganisaties niet heel duidelijk is”, zegt Alec.“Verder is het moeilijk om langetermijnplannen te maken, omdat de woonruimte voor studenten nu meestal maar voor een studiejaar is”, aldus projectleider Aldert. Waarschijnlijk stopt het project na de zomer in twee van de negen wijken omdat de problemen in die wijken minder zijn geworden en woningcorporaties de woningen waar studenten wonen gaan renoveren.

VoorleesExpress

Bij de VoorleesExpress leest een vrijwilliger twintig weken lang één uur in de week voor aan kinderen van twee tot acht jaar. Het doel is de taalontwikkeling van kinderen te verbeteren en een taalrijkere omgeving te creëren, voornamelijk bij gezinnen met anderstalige ouders. Gehoopt wordt dat de ouders het voorleesritueel overnemen. “In het Nederlands of in hun eigen taal”, zegt projectmedewerker Yasmine Gssime.

Dat lukt niet altijd, merkt voorlezer Belinda (25). De moeder van haar voorleeskinderen raakt nog niet betrokken bij het voorlezen.“Maar ik moedig de kinderen aan om elkaar voor te lezen.” Ze ziet een grote vooruitgang in woordenschat en de kinderen zijn zekerder geworden van hun leesvaardigheden en uitspraak. Zelf leest ze niet alleen voor, maar laat ze de kinderen tijdens een knutselwerkje vertellen wat ze van het verhaal hebben onthouden.

Trainingen en evaluaties

De training van vrijwilligers verschilt per project. Bij de VoorleesExpress kun je een optionele training interactief voorlezen volgen. Het ABC stelt een basistraining van vier dagdelen verplicht, die volgens Hannah vooral een goed beeld geeft van wat je kunt tegenkomen. Als student bij VoorUit doe je een verplichte stoomcursus ‘werken in de wijk’, waar pedagogische vaardigheden onderdeel van zijn. Daarna volg je een training naar keuze, zoals een cursus taalles geven bij ‘Taal voor het Leven’.

Ervaringen en resultaten verschillen per project en per vrijwilliger, en iedere organisatie evalueert resultaten anders. Het samenbrengen van deze ervaringen kan het inburgerings- en integratieproces verbeteren. Veel persoonlijke aandacht en hulp kunnen geven, wordt door vrijwilligers en deelnemers als heel fijn ervaren. “En verwachtingsmanagement is belangrijk”, aldus Miriam Meijs. Als je niet te veel verwacht, kun je veel bereiken.