Hoe ziekenhuizen laaggeletterden tegemoet komen

De dokter schrijft medicatie voor, maar je begrijpt de bijsluiter niet; in de zorg kan laaggeletterdheid tot ongezonde én gevaarlijke situaties leiden. In Amsterdam heeft achttien procent van de volwassenen moeite met lezen en schrijven. Hoe komt het ziekenhuis hen tegemoet?

In de entreehal van het OLVG Oost zitten taalvrijwilligers Sandra Janssen (58) en Corine Kabel (64) aan een tafel vol kleurrijke folders. ‘We willen mensen uitnodigen om bij ons te komen, want het is best een hele stap’, vertelt Kabel, natuurgeneeskundige. Op woensdag- en donderdagmiddag helpen taalvrijwilligers bezoekers met het invullen van formulieren en lezen van bijsluiters. Ook verwijzen ze door naar taalonderwijs. Of het storm loopt? ‘Niet echt’, erkent Janssen, docent Nederlands. ‘Er komen ongeveer twaalf mensen per dag.’ Kabel staat op en drentelt om de tafel. ‘Zo gaat dat meestal. Heel voorzichtig.’

Vorige week ondertekenden zeven zorginstellingen het Amsterdamse Taalakkoord. Hierin beloofden onder andere het OLVG en VUmc medewerkers en patiënten met een lage taalvaardigheid te ondersteunen. Uit onderzoek van de Stichting Lezen & Schrijven blijkt dat ruim een kwart van de Nederlanders gezondheidsinformatie niet goed begrijpt. Het maken van weloverwogen beslissingen – kies ik voor deze behandeling, medicatie of dokter – is vooral voor laaggeletterden moeilijk. Deze groep heeft niet alleen moeite met lezen en schrijven, maar ook weinig kennis over het lichaam en computers. De digitalisering maakt dit niet makkelijker, zegt Marieke Visser, neuroloog bij VUmc. ‘We maken het als ziekenhuis steeds ingewikkelder. Zelfs telefoonnummers zitten diep in de website verstopt.’

Flyeren in de wachtkamer

‘Ik neem mensen regelmatig onder mijn arm mee naar het Taalpunt’, vertelt neuroloog Visser. Ook bij VUmc kunnen patiënten en medewerkers al drie jaar elke dinsdag bij taalvrijwilligers terecht. Net als bij het OLVG bezoeken ongeveer vijftien mensen het spreekuur.  ‘Het doet me deugd als mensen door artsen worden gebracht’, zegt Lindsey van Rijn-Davies, coördinator van Taalpunt VUmc. ‘Zij hebben een signaleringsfunctie.’ Voor vrijwilligers is flyeren in wachtkamers een van de manieren om hun diensten aan te bieden, vertelt Van Rijn-Davies. ‘Je kunt niet direct vragen of iemand laaggeletterd is. Mensen schamen zich.’

Vergroot

IMG_4788

Informatiekaartje over laaggeletterdheid voor artsen van VUmc.

Van apothekers tot doktersassistenten: zorgverleners moeten laaggeletterdheid beter leren herkennen, benadrukt ook Visser. VUmc biedt momenteel cursussen aan voor verpleegkundigen. ‘Niet iedereen herkent een smoesje in “ik ben mijn bril vergeten”’, zegt Taalpunt coördinator Van Rijn-Davies. Vooral bij autochtonen blijkt dat lastig, terwijl volgens de Stichting Lezen & Schrijven slechts een derde van de laaggeletterden een migratieachtergrond heeft. Maar je kunt ook mensen onderschatten, waarschuwt de neuroloog. ‘Beroep hoeft niet altijd iets te zeggen over taalvaardigheid.’

Het planten van een zaadje

Maximaal veertig procent van wat een dokter vertelt, komt bij de patiënt over, zegt Visser. Ze geeft het voorbeeld van een patiënt die het etiket van een geneesmiddel verrassend interpreteerde. ‘Er stond “tweedaags zo nodig” maar de patiënt las “tweemaal daags op zondag.”’ Een heel andere interpretatie met een heel ander resultaat. ‘Je moet alles herhalen, mensen huiswerk meegeven en open vragen stellen: “wat gaat u thuis doen?”’ Visser merkt wel dat de patiënt mondiger wordt. ‘Mensen komen met een kladblok met vragen – dus het werkt.’

‘We zijn blij als we een zaadje kunnen planten’, benadrukt taalvrijwilliger Kabel van het OLVG. ‘Regelmatig sturen we iemand door naar een taalconsulent van de gemeente, of gaat een medewerker na een gesprekje met ons toch iets aan zijn taalvaardigheid doen.’ Ook VUmc coördinator Van Rijn-Davies herinnert zich een patiënt die vol trots kwam vertellen dat ze haar taalcursus gehaald had. ‘Het maakt je bewust dat je met en niet voor mensen moet denken. Je biedt hen de mogelijkheden, maar ze doen het uiteindelijk zelf.’