Generatie Goud | Hockeyster Noor de Baat (21): ‘Het is nu of nooit als ik Parijs wil halen’

In Generatie Goud spreekt NAP Nieuws met jonge topsporters uit Amsterdam over hun droom om de top te bereiken. Deze keer: hockeyster Noor de Baat (21) mikt op de Olympische Spelen 2024 in Parijs.


Alleen op zaterdag sport Noor de Baat (21) niet. Op maandag en woensdag doet ze krachttraining. Dinsdag, donderdag en vrijdag heeft ze hockeytraining. Op donderdagen zelfs twee trainingen achter elkaar met anderhalf uur pauze ertussen. Zondag is wedstrijddag.  

Gisteren werd bekend dat De Baat in april toch met Jong Oranje op het wereldkampioenschap staat in Zuid-Afrika. Eerst vreesde de Koninklijke Nederlandse hockeybond voor overbelasting van de speelsters. Door aanpassingen in het programma zendt Nederland alsnog een ploeg. Daarmee eindigt de tijd van de 21-jarige uit Broek in Waterland, onder de rook van Amsterdam, bij Jong Oranje toch met een internationaal toernooi.

De Baat begon met hockey bij Amsterdam Mixed Hockey Club Ferme Inspanning Triumpheert (AMCH FIT) in Amsterdam Noord. Die ferme sportmentaliteit bleek toen ze op haar elfde besloot naar AH&BC te gaan, ook wel hockeyclub Amsterdam, om op het hoogste niveau te spelen. Daar speelt ze al sinds haar zestiende in het eerste damesteam in de Hoofdklasse. In 2020 werd De Baat bij het Europees kampioenschap zaalhockey uitgeroepen tot ‘talent van het toernooi’, en in het najaar van 2018 trainde ze mee met de Oranje Dames in aanloop naar de Olympische Spelen in Tokio. Tussendoor studeert ze nog informatiekunde aan de Universiteit van Amsterdam.

Vier hockeytrainingen, twee krachttrainingen en een wedstrijd. Hoe combineer je dat met een studentenleven?
Breed lachend: ‘Ja, dat is veel hockey in de week. Met studieopdrachten is het soms lastig omdat ik veel moet plannen. Maar ja, ik laat er veel voor. Vroeger ging ik niet naar feestjes, maar nu ga ik vaker tot tien uur ergens heen, drink ik niks en ga ik weer op tijd weg. Van alleen maar thuis op de bank zitten en hockeyen word ik niet gelukkig. Het scheelt dat ik leuke huisgenoten heb die ook hockeyen. We hebben hetzelfde ritme, we trainen dezelfde dagen, het is prima als iemand om half tien al in bed ligt en je weet dat er geen feestjes zijn op zaterdag. We hebben een echt hockeyhuis. We wonen zelfs in een hockeystraat, want verderop in de straat wonen ook veel hockeyers. Ik zie mijn vriendinnen van de middelbare school ook nog vaak, dus het is niet alleen maar hockey. Ze weten dat ik vaak moet afzeggen, maar omdat ik ze al zo lang ken vinden ze het prima. Soms gaan ze eten met z’n allen en dan kom ik na mijn training langs.’

Had je een paar jaar geleden gedacht dat je doel de Olympische Spelen 2024 zouden zijn?
‘Parijs 2024 is altijd al mijn droom geweest. Ik had eerst als doel Tokio 2020 al, maar dat bleek niet haalbaar. Toen ik toch nog mee mocht doen met de trainingsploeg dacht ik nog een kans te hebben. Maar het is niet gelukt en toen heb ik meteen mijn doel verschoven naar 2024. Om die Spelen te halen moet ik nu wel stappen zetten. Daarom hoop ik na het wereldkampioenschap in juli van de Oranje Dames aan te sluiten bij de trainingsgroep.’

Wat is nodig om dat te kunnen bereiken?
‘De afgelopen jaren ben ik op techniek veel vooruit gegaan, maar nu moet ik ook een volwassenere rol op me nemen. Meer de leiding nemen en mijn stem laten horen in het veld. Dat hoort ook bij mijn positie. Ik ben middenvelder, waar een leidende rol nodig is en dat ook wordt verwacht. Dat moet ik gaan laten zien.’

Hoe blik je later terug op deze periode denk je?
‘Dat ik in deze tijd de stap gemaakt moet hebben. Tot nu toe had ik nog de onbevangenheid van de eerste jaren bij het eerste damesteam. Lekker spelen en alles ging in een stijgende lijn. Vorig jaar ging het voor het eerst iets minder. Tot nu toe kwam alles makkelijk op mijn pad. Maar als ik mijn doel Parijs 2024 wil halen, dan moet het nu gebeuren, of het gebeurt niet.’