Hoeveel is een duurzame baan ons waard?

Twee derde van de Nederlanders geeft de voorkeur aan een baan bij een klimaatbewust bedrijf. Een deel van hen is zelfs bereid daar gemiddeld 20 procent salaris voor op te offeren, zo blijkt uit nieuw onderzoek.

Wat is een duurzame economie ons eigenlijk waard? Dat onderzochten arbeidseconomen Paul de Beer en Wieteke Conen, beiden verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Hoe belangrijk vinden mensen het om voor een duurzaam bedrijf te werken, en wat zijn ze bereid daarvoor op te geven?

Voor veel mensen is duurzaamheid de afgelopen jaren steeds belangrijker geworden in de keuze voor een baan, zo ziet Paul de Beer. “Dat is uiteraard in lijn met de groeiende maatschappelijke discussie over het klimaat. Mensen willen ook via hun werk bijdragen aan duurzame oplossingen. Nieuw aan dit onderzoek is dat we daarbij hebben onderzocht of zij hiervoor ook een achteruitgang in salaris voor lief zouden nemen.”

Het zijn vooral vrouwen, jongeren onder de 35 jaar, hoogopgeleiden en mensen met een relatief hoog uurloon (boven de 20 euro) die zich sterk aangetrokken voelen tot het werken bij een duurzame organisatie. Een deel van de respondenten, voornamelijk vrouwen in de leeftijdscategorie 50-69 jaar, gaf zelfs aan daar een substantieel deel van hun inkomen voor te willen opgeven. Zij zijn gemiddeld bereid er minimaal 20 procent op achteruit te gaan. 

Waarom zijn juist vrouwen bereid in te leveren voor een duurzame baan? De Beer: “Uit eerder onderzoek weten we dat vrouwen in hun werk meer gericht zijn op de zogenaamde intrinsieke aspecten van werk: is het leuk, is er ruimte voor zelfontplooiing, werk je met fijne collega’s? Mannen zijn vaak meer gericht op de beloning, werkzekerheid en status. Omdat vrouwen die beloning iets minder belangrijk vinden, zijn zij ook vaker bereid salaris in te leveren.”

Jongeren onder de 35 zijn op papier het stelligst in hun overtuiging, zo blijkt uit het onderzoek. Van hoogopgeleid tot laagopgeleid: vrijwel allemaal geven zij aan klimaatbewustzijn belangrijk te vinden in hun werk. Maar ook hier kwam een interessant resultaat tevoorschijn: zij blijken minder dan andere leeftijdsgroepen bereid hier ook daadwerkelijk salaris voor in te leveren. 

Dit heeft volgens De Beer meerdere oorzaken. “Allereerst klopt het beeld dat we van jongeren hebben niet helemaal. Er wordt vaak gedacht dat zij heel andere dingen zoeken in een baan dan ouderen – zelfontplooiing, zingeving – maar dat valt eigenlijk wel mee. Jongeren vinden de materiële kant van werk juist ook heel belangrijk. Daarnaast bevinden zij zich doorgaans in een financieel onzekerder positie dan ouderen, doordat zij nog niet zoveel verdienen als starter of vaker onzekere contracten hebben. Dat kan ertoe leiden dat zij minder bereid zijn salaris op te offeren.” 

Toch denkt De Beer dat bedrijven de uitkomsten van dit onderzoek wel degelijk in de praktijk kunnen gaan toepassen. “Als je nu aan mensen vraagt of ze salaris willen inleveren zodat het bedrijf kan verduurzamen, zul je waarschijnlijk op weinig enthousiasme stuiten. Maar mensen die van baan veranderen, zeggen vaak wel bereid te zijn minder te gaan verdienen als het nieuwe bedrijf een duidelijk duurzaam profiel heeft. Dat moeten bedrijven die personeel zoeken, zeker op een krappe arbeidsmarkt, zich realiseren. Zo kunnen ze in onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden misschien ook wat besparen op de loonkosten.”