Dit wist je nog niet over het Amsterdamse basisonderwijs

Vandaag is het de Internationale Dag van het Onderwijs. In de afgelopen tweehonderd jaar heeft het Amsterdamse basisonderwijs veel ontwikkelingen doorgemaakt. Hieronder een paar grote veranderingen.

1.   Status en inkomen van ouders bepaalden het soort basisschool

Voor ouders was het niet altijd vanzelfsprekend om de basisschool van hun kind te kiezen. Lange tijd was dat afhankelijk van de status en het inkomen van het gezin. Halverwege de negentiende eeuw gingen kinderen uit arbeidersgezinnen naar scholen ‘der eerste klasse’. Deze scholen hadden geen naam, maar een nummer.  Zo had je bijvoorbeeld ‘de Lagere School der Eerste Klasse No 94’. Hier leerden kinderen lezen, schrijven, kregen bijbelles en soms rekenles. Dit onderwijs was gratis en vooral bedoeld om volkskinderen van de straat te houden: zij zaten elke dag van 08:00 ’s ochtends tot 17:00 ’s middags in de schoolbanken.

Kinderen uit de middenklasse konden naar scholen der tweede klasse. Deze scholen hadden ook geen naam, maar werden aangeduid met een letter. Zo had je bijvoorbeeld ‘school der tweede klasse letter C’. Hier betaalden ouders een kleine bijdrage.

Tot slot had je duurdere scholen voor de derde en vierde klasse. Deze scholen hadden als enige een naam en werden gezien als elitescholen. Het waren vaak kinderen van rijke ouders in hoge maatschappelijke posities. Naast de basisvakken kregen de kinderen hier ook Frans en geschiedenis. Een voorbeeld hiervan was de Vondelschool in de Moreelsestraat.

2.   In een klaslokaal zaten vaak meer dan tweehonderd kinderen

Rond 1850 kregen kinderen in veel grotere groepen les dan tegenwoordig. Bij de bouw van lagere armenscholen werd er rekening gehouden met 360 leerlingen per lokaal. Bij duurdere scholen, de burgerscholen, lag dit aantal iets lager: hier zaten ongeveer honderdvijftig tot tweehonderd leerlingen in een lokaal. In 1873 werd besloten dat de klassen in afzonderlijke lokalen moesten zitten. Eerst werden de lokalen gescheiden door glazen platen, later door echte muren. Pas toen in 1878 de regels werden aangescherpt naar honderd leerlingen per lokaal, kwamen er scholen zoals we ze nu kennen: gebouwen met meerdere lokalen, gangen en kapstokken.

3.   In de afgelopen honderd jaar zijn er bijna tachtig nieuwe scholen bijgebouwd

Waar er in het begin van de 20e eeuw 173 openbare lagere scholen met 60.477 leerlingen waren, telt de gemeente Amsterdam nu 248 basisscholen. In totaal volgen er momenteel 62.387 leerlingen in Amsterdam basisonderwijs. Op basisschool de Europaschool zitten de meeste leerlingen van de gemeente Amsterdam:  ongeveer 1360. De basisschool met het minste aantal leerlingen zit op de Burght, die telt er ongeveer vierhonderd.

4.   In de afgelopen eeuw hebben honderd schoolgebouwen een nieuwe functie gekregen

Niet elk schoolgebouw met een bouwjaar voor 2000 is een school gebleven. In de afgelopen eeuw hebben ongeveer honderd Amsterdamse basisscholen een nieuwe functie gekregen. Deze voormalige schoolgebouwen zijn nu bijvoorbeeld appartementencomplexen, rijksmonumenten, kinderdagverblijven, theatercentra of buurthuizen. Een paar voorbeelden

  • Basisschool De Lepel in de Lepelkruisstraat 4 werd in de jaren tachtig door Woonstichting De Key gekraakt en is daarna verbouwd tot een appartementencomplex.
  • Een openbare basisschool in de Wittenstraat 29 is tegenwoordig een atelierruimte.
  • De Koningin Emmaschool op de Passeerdersgracht 23 is tegenwoordig een galerie.
  • Een openbare basisschool in de Nieuwe Kerkstraat 122 is omgebouwd tot een muziekschool.
  • In de Blankenstraat 376 is een voormalige basisschool verbouwd naar een pand met kantoorruimtes, een fotostudio en een babywinkel.