Mokums dialect #4: Porder

Porem, kapsones, nakketikker en smib. Het Amsterdamse dialect verwondert. Waar komen de woorden vandaan? Hoe gebruik je een knoedeltje? En hoeveel vliegende ratten kun je vinden op de Dam? Je leest, ziet of hoort het in de rubriek Mokums dialect. Vandaag: Porder

Bohemian Rhapsody, ‘Aan de Amsterdamse grachten’ of het geuzenlied ‘Merck toch hoe sterck’: ze dalen allemaal vanaf de Westertoren, Zuidertoren en Oudekerkstoren op ons neer. Sommige melodieën blijven nog uren door de Amsterdamse hoofden klinken. Maar als je het aan de muzikant vraagt, ‘dan toch het liefst Bach.’

Boudewijn Zwart (60) is stadsbeiaardier en daarmee ook een beetje de ‘porder’ van Amsterdam. Zoals de porder vroeger de arbeiders kwam wekken, omdat de wekker nog niet bestond, wekt Zwart de stad met zijn muziek arrangementen. Op het carillon, of beiaard voor de kenner, bespeelt hij onder andere de klokken van de fameuze Westerkerk. 

De beiaard bestaat uit een klavier en een pedaal, die Zwart als een soort piano bespeeld. De beiaard is met draadjes verbonden aan de kegels in de klokken van de torens. Je kunt ze zoals Zwart dus actief bespelen, of je laat een hamertje boven de klokken je arrangement automatisch afspelen. Dat laatste gebeurt elk kwartier. 

De beiaardier bespeelt een beiaard.

Zwart groeide op in een familie van organisten. ‘Mijn opa Jan Zwart was een beroemde Amsterdamse organist van voor de oorlog. Hij bespeelde het orgel op de Kloveniers Burgwalkerk.’ Als jongetje van 10 viel Zwart zelf echter als een blok voor de beiaard. ‘In het bos bij Amersfoort zat de Nederlandse beiaardschool. Ik werd gegrepen door de muziek en ben naar binnen geslopen.’ Daar zat een docent les te geven aan een klas. ‘Leer eerst maar eens piano spelen en kom dan terug,’ zei hij tegen Zwart.

Naast het conservatorium volgde Zwart op zijn achttiende de opleiding tot beiaard en zo geschiedde: hij werd de stadsbeiaardier van Amsterdam. ‘Ik vind het een prachtig beroep.’ 

Amsterdamse tijd

Vroeger was de stad aangewezen op de porder en de tijdsaanduiding van de klok. ‘Een wekker was slechts voor rijke adel,’ vertelt Zwart. De Westertoren gaf de ‘Amsterdamse tijd’ aan. Zwart: ‘In oude spoorboekjes vind je bijvoorbeeld zinnen als ‘de trein uit Almelo komt aan om 14:15 uur Amsterdamse tijd.’ 

Hij is geen uurwerker, maar zijn arrangementen spelen wel elk kwartier. ‘En op dinsdag geef ik echt concerten.’ Zwart verdiept zich in allerlei verschillende soorten muziek. ‘Zo kan men kennismaken met Franse chansons en oudere Amsterdamse liederen.’ In de Jordaan is men zelfs zo verknocht aan zijn muziek dat de buurt heeft gevraagd om de Westertoren niet om 23:00 uur te laten stoppen met spelen. ‘Ik draag de muziek een warm hart toe.’

In deze rubriek zullen de komende weken typisch Amsterdamse woorden de revue passeren. Van pikketanussie tot berenlul: niets is te gek. Heb je een tip voor de redactie? Mail naar napnieuws@gmail.com