Hij is woedend, maar een andere fysio wil hij niet

Hoewel de meeste klachten ongegrond worden verklaard, stappen patiënten steeds vaker naar het tuchtcollege. Artsen denken dat het komt door de media-aandacht. Maar patiënten worden ook steeds mondiger. Bij het Centraal Tuchtcollege in Den Haag: “Mijn fysiotherapeut staat regelrecht te liegen. En als er gelogen wordt, dan ga ik door het lint.”

Had hij haar dat fototoestel maar nooit cadeau gedaan. Ze verdiende het niet, althans: niet meer. Het was een bedankje, voor haar goede zorgen, in de bijna twee jaar dat ze zich over zijn knieën had ontfermd. Ze was een fijne fysiotherapeut geweest. Hij vertrouwde haar.

Ondingen waren het, die knieën van hen. Meerdere malen moest hij onder het mes. Maar dankzij haar hulp ging het redelijk. De krachtoefeningen die ze met hem deed, wierpen hun vruchten af. Hij ging met plezier naar de praktijk in het Limburgse Hors. Het ging best met hem, de pijn was draaglijk. Tot het moment dat zijn linker hamstring pijn begon te doen.

Vanaf toen werd alles anders.

Ook S. had spijt van het fototoestel. Ze had het nooit moeten aannemen. Dat mocht niet, het stond in de richtlijnen van haar beroepsgroep, ze wist het best. Maar hij drong aan. Had haar zelfs een keer thuis opgebeld. “Ik heb er nog vijf liggen”, had hij gezegd. “En ik wil je heel graag bedanken.”

Nu, bijna een jaar later, zitten ze met elkaar in een ruimte, bij het Centraal Tuchtcollege in Den Haag. Het is een zielloze ruimte: roodfluweel tapijt, grauwe kantoorstoelen en een diepbruine houten muur. Jarenlang hing er een portret van Beatrix in haar witte inhuldigingsjurk, maar na de abdicatie is die verwijderd. Een exemplaar van de koning is er kennelijk nog niet. Hier, in het Paleis van Justitie, hebben patiënten een laatste kans om hun gelijk te halen bij het tuchtcollege. Ongeveer een derde van alle klagers probeert het. Veruit de meeste klachten worden ongegrond verklaard.

Het aantal tuchtklachten neemt al jaren toe. In vijf jaar tijd steeg het aantal klachten ruim zestien procent, tot 1625 het afgelopen jaar. Het komt door de hoeveelheid media-aandacht, denken artsen. Daardoor is het onder een groter gedeelte van de bevolking bekend dat er een mogelijkheid tot klagen is. Maar ook door een verandere houding van patiënten zelf: ze worden steeds mondiger.

De situatie escaleerde
Fysiotherapeut S. zit aan de linkerkant van de zaal, haar rode haren loshangend rond haar jonge gezicht. Naast haar zitten haar advocaat, haar baas en zijn advocaat. Ze zwijgen en kijken strak voor zich uit, naar de muur zonder Beatrix, het vijfkoppige tuchtcollege en de secretaris.

Hij, in de gerechtelijke stukken klager V. geheten, zit rechts. Alleen. Een advocaat heeft hij naar dit hoger beroep niet meegenomen. In een plastic tasje zitten papieren. Hij leest zijn verklaring er letterlijk van voor. Zijn stem is luid, zijn spijkerbroek vaal, zijn haren grijs. Hij is boos. Dit keer wil hij winnen.

Ruim anderhalf jaar verliep de behandeling voor zowel S. als V. naar grote tevredenheid. Maar toen hij naar een dokter ging in Sittard voor een second opinion, ging het mis. Het was het moment waarop de situatie volgens haar ‘volledig escaleerde’. De dokter adviseerde een ultrageluidbehandeling, maar ze had daar haar vraagtekens bij. Bovendien had ze er weinig ervaring mee, dus als ze er al op zou overgaan, moest het door een collega gebeuren.

Dat wilde hij niet.

Ze had V. gevraagd of ze contact mocht opnemen met de dokter in Sittard. In de doktersbrieven die hij haar overhandigd had, kon ze niks vinden over een ultrageluidbehandeling. Maar hij gaf haar geen toestemming. V. wilde de ultrageluidbehandeling, en per se van haar. Ze stelde een echo voor. Als compromis, zegt ze nu. Om de boel te sussen. Twee behandelingen besteedde ze eraan om het uit te praten. Het lukte niet. V. ging tegen haar tekeer, het zou ‘enorm heftig’ zijn geweest. Haar baas, G., moest ingrijpen.

Als ze erover vertelt, komt in haar stem een knakje. Ze breekt, even, de snik is in slechts twee woorden hoorbaar. De rest van haar verhaal vertelt ze bedeesd. Ingetogen.

Als hij spreekt, kijkt hij zijn voormalig artsen recht aan. Vooral haar. Hij gaat staan. Verheft zijn stem. Steekt zijn wijsvinger op. “Meneer V.”, spreekt de tuchtrechter meerdere malen, “ik wil graag dat u tegen ons praat.”

Fototoestel
V. heeft het nauwelijks over de hamstring. Niet over de dokter in Sittard, niet over de medische fouten die S. zou hebben gemaakt. Hij heeft het over het fototoestel.

“Mevrouw S. stuurde mij het fototoestel in geheel vernielde staat terug. En ze probeerde de schade via Post NL te verhalen.” Volgens haar had een medewerker van Post NL het pakje niet goed ingepakt, maar hij heeft een brief waarin het tegendeel wordt beweerd. Alle handelingen die plaatsvonden bij het versturen van het pakketje zijn erin beschreven. Hij leest het helemaal voor: ‘…het was mevrouw die het pakje inpakte, ondergetekend, Post NL.’ Zijn stem klinkt verontwaardigd. “Ze heeft weer zitten liegen.”

“Het gaat nu heel erg over dit fototoestel”, zegt de voorzitter van het tuchtcollege. “Wat is nu het verwijt aan mevrouw S. als fysiotherapeut?”

“Ze heeft gelogen. En ik ben iemand, dat als er gelogen wordt, dan ga ik door het lint. Recht voor z’n raap en geen omweg.”

Eigenlijk vindt hij het nog het minst erg dat ze het fototoestel vernield naar hem terugstuurde. Maar dat negeren van haar, dat ze langs hem loopt en hem niet aankijkt, dat ze, als het dan echt moet, via haar collega’s met hem communiceert – dat steekt. “Als je meer dan twee jaar een heel goede relatie met iemand hebt gehad, dat mag u best weten, en diegene dan stoïcijns langsloopt….” Hij maakt zijn zin niet af. “Negeren, negeren, negeren.”

“En dat raakte u”, zegt de tuchtrechter. Maar toch wilde u blijven komen.”

Ook aan S. vraagt de rechter waarom het zo mis ging. Waar komt zijn woede vandaan? Waarom ging het juist op het moment dat haar voormalig patiënt naar de arts in Sittard ging, mis?

Ze twijfelt, valt even stil. Nog steeds heeft ze haar blik geen moment opzij gericht, maar kijkt ze het college strak aan, met een gespannen blik. Ze heeft niet echt een antwoord op de cruciale vraag. “Het was voor mij volstrekt onduidelijk waarom hij op dat moment een ultrageluidbehandeling wilde.”

“Ze staat regelrecht te liegen”, briest V. Hij kijkt naar links. “Sorry Yvonne, maar ik moet het echt zeggen.”

Leugens
Ultrageluid is geen gangbare behandeling bij een hamstringblessure, zegt S. Het regionale tuchtcollege oordeelde na de zitting in eerste aanleg al dat het haar niet te verwijten valt dat ze daar niet op over ging. Alleen de echo was misschien dom van haar, zegt de tuchtrechter nu. Hij richt zich tot V. “Maar waar zit nou de angel? Waarom bent u zo boos?”

Leugens. Hij heeft gevoel dat er continu tegen hem wordt gelogen. Daar kan hij niet tegen. Eerst door G., die voorwaarden stelde om de behandeling te vervolgen, die gebaseerd waren op dingen die niet klopten. Hij heeft S. niet bedreigd. Hij heeft nog nooit iemand bedreigd. Dat zou hij nooit doen ook. En dan dat fototoestel. Hij heeft toch het bewijs dat zij verantwoordelijk is voor de schade? En waarom schreef ze eerst in een verklaring dat ze het fototoestel ‘op eigen initiatief’ heeft terugggestuurd, en zegt ze nu opeens dat hij daar ‘op een zeer onvriendelijke manier’ om heeft gevraagd? Allemaal leugens.

Op G. is hij boos omdat die de beweringen van zijn collega meteen geloofde. Omdat G. er klakkeloos vanuit ging dat haar kant van het verhaal, dat hij haar onheus bejegend zou hebben, bedreigd zelfs, klopte. Omdat G. niet akkoord ging met zijn wens door haar behandeld te worden.

Nu wordt hij helemaal niet meer behandeld. “Ik vind dit een principekwestie”, zegt V. “Ik ga niet onder behandeling voordat dit is opgelost.”
“Het gaat goed met uw knieën”, vraagt de recher?
“Nee.”
“Gaat u dan maar snel zitten.”
V. aarzelf even.
“Zo erg is het ook weer niet.”

Uitspraak over twee maanden.