Waarom heeft Amsterdam meer ‘kansarme’ bijstandsklanten dan andere steden?

In Amsterdam zijn drie op de vier bijstandsgerechtigden ‘kansarm’. In andere gemeenten valt maar één op de twee bijstandsklanten in deze categorie. Wat is er aan de hand in de Amsterdamse bijstand?

Het is de stad de afgelopen vier jaar gelukt om 18.000 stadsgenoten uit de bijstand te halen en te helpen aan een baan. Dat meldde AT5 afgelopen dinsdag. Goed nieuws, maar onderzoekers van het tijdschrift Sociale Vraagstukken laten juist een andere kant van de Amsterdamse bijstand zien. Amsterdam classificeert maar liefst drie op de vier van zijn bijstandsklanten als ‘kansarm’*. Dit terwijl deze categorie in andere Nederlandse gemeenten ruwweg de helft van het bestand beslaat.

Nederlandse gemeenten hakken hun bijstandsbestand in tweeën, zodat ze hun middelen selectief kunnen investeren in de kandidaten met grotere slagingskansen. Voor de kansarme bijstandsklanten in Amsterdam is er geen directe begeleiding naar werk.

Complexe problemen
De definitie van ‘kansarm’ is niet eenduidig, maar meestal gaat het om 50-plussers die al langdurig een uitkering krijgen en complexe problematieken hebben. ‘Veel van deze mensen zitten in een sociaal isolement, zijn laag opgeleid, hebben moeite met taal en hebben zowel psychische als fysieke klachten’, stelt onderzoeker Jelle van der Meer
.

Anke van der Vliet zit al 41 jaar bij de Vereniging Bijstandsbond Amsterdam en heeft een uitkering. Ze had graag wat meer hulp en begeleiding gehad. ‘Ik wilde best werken, maar ik wist niet hoe. In al die jaren dat ik in de bijstand heb gezeten, heb ik twee brieven gehad van de gemeente. Twee. Laat ze het toch bekijken, ik heb allang geen zin meer om aan het werk te gaan.’

Volgens Muzaffer Onat, teamleider activering bij stadsdeel centrum, worden de tweederangs-bijstandsklanten echter nooit meer aan hun lot overgelaten. ‘We verplichten hen inderdaad niet om te solliciteren. Maar we nodigen ze uit voor een motiverend gesprek of voor een bijeenkomst in het buurthuis. Dat is vaak al een enorme stap voor iemand die zo ver van de arbeidsmarkt afstaat’, stelt hij. ‘En als iemand geen gevaar is voor zichzelf of voor de samenleving, dan moet je toch gewoon kunnen zeggen dat het goed gaat?’

‘Realiteitszin’
Met de Participatiewet van 2015 zijn de gemeentes verantwoordelijk gesteld voor de uitvoering van het bijstandsbeleid. De middelen hiertoe zijn beperkt:
 het Rijk heeft flink bezuinigd op re-integratiebudgetten in aanloop naar de wet. ‘Je moet dan als gemeente realistisch zijn’, vindt Arjan Vliegenthart (SP), wethouder voor Werk, Inkomen en Participatie in Amsterdam. ‘We willen een bijstandsklant pas kansrijk noemen als we zeker weten dat we diegene echt iets kunnen bieden.’ Volgens Vliegenthart verklaart de ‘realiteitszin’ van de gemeente waarom het Amsterdamse bijstandsbestand zo’n opvallende kansrijk-kansarmverhouding heeft.

Bij doorvragen erkent Vliegenthart dat er in Amsterdam misschien meer aan de hand is. Het percentage laaggeletterdheid in Amsterdam – een substantieel probleem bij het vinden van een baan – is opvallend hoog: meer dan 16 procent van de bevolking is laaggeletterd. In de andere gemeentes die Sociale Vraagstukken heeft onderzocht, is de laaggeletterdheid gemiddeld slechts 12 procent.

Grotestedenproblematiek
Ook zitten er aardig wat statushouders in de Amsterdamse bijstand: in 2017 waren dat er ongeveer 4.250, zo’n 10 procent van de bijstandsgerechtigden. De laatste groep heeft aanzienlijk minder kansen op de arbeidsmarkt: meestal spreken de vluchtelingen de taal niet, of weten ze niet zeker of ze in het land zullen blijven. ‘Maar’, zegt Vliegenthart, ‘zulke dingen heb je altijd in grote steden.’

Toch valt er waarschijnlijk nog wel wat te halen in Amsterdam. In Rotterdam – ook een grote stad – is slechts de helft van de bijstandsgerechtigden in de kansarme categorie beland. Volgens Hanneke Grotenboer, werkzaam bij de Vrijwilligerswinkel in Rotterdam, zou dat best eens kunnen liggen aan de motiverende aanpak van Rotterdamse gemeente. ‘Bij sommige klanten is een duwtje in de rug genoeg, maar de meesten hebben gewoon een stok achter de deur of een schop onder de kont nodig’, beweert ze.

‘Je moet per klant kijken wat nodig is. Soms komen ze morrend bij ons binnen, maar hebben ze weer een twinkeling in hun ogen als ze bij ons weggaan. Vanuit vrijwilligerswerk vinden zelfs de meest geïsoleerde mensen vaak toch gewoon een baan die ze leuk vinden.’

*Wethouder Arjan Vliegenthart zegt dat slechts tweederde van de Amsterdamse bijstandsgerechtigden onder de categorie ‘kansarm’ valt, maar onderbouwende cijfers ontbreken. Volgens het onderzoek van Sociale Vraagstukken gaat het om 32.000 van de bijna 42.000 bijstandsgerechtigden, dus drievierde.