Amsterdam Ondergronds: het is net een moeras

Amsterdam is eigenlijk net een moeras. ‘De bovenste laag van de Amsterdamse ondergrond is slap en beweegt’, vertelt ingenieur Frans Taselaar. ‘Omgaan met die zachte blubberzooi; watermanagement noemen ze dat tegenwoordig. Napoleon en de Romeinen brandden hun vingers al aan dit stuk land.’ 

‘Je kan de Amsterdamse ondergrond vanaf veel kanten benaderen’, zegt Frans Taselaar (60), medeoprichter van stichting Amsterdam Ondergronds (2005). ‘Samen met kunstenaars, archeologen, architecten en andere ingenieurs hebben wij bijvoorbeeld al jaren geleden het idee ontwikkeld van parkeerplek onder de grachten.’

Uit die brainstorms werd vervolgens Amsterdam Ondergronds opgericht. ‘We willen vooral verschillende inzichten samenbrengen, omdat wij denken dat daar de beste ideeën uit voortkomen.’ Taselaar geeft als voorbeeld dat de term ‘ondergronds’ veel verschillende associaties oplevert. ‘Dat fascineert mij. Mensen zien het als veilig, als er gevaar is kruipen we het liefst onder de grond. In schuilkelders of bunkers, ook in de stad.’ Maar ondergronds wordt ook gezien als gevaarlijk. ‘Het idee van opgesloten worden, of gevangen zitten onder de grond, dat vindt niemand fijn.’

Amsterdam groeit en de stad heeft de toekomst, denkt Taselaar. ‘Maar de ruimte is beperkt, dus moeten we ons steeds meer gaan richten op innovatieve manieren. Gaan we omhoog of naar beneden?’ Als ingenieur in de stad is Taselaar dag in, dag uit bezig met nieuwe functies van de Amsterdamse ondergrond. ‘Kunnen we het gebruiken als woonruimte? Dan eisen we daglicht. Dan moeten we weer met een nieuwe oplossing komen.’

Dertig meter

Taselaar kijk uit naar het moment dat de Noord-Zuidlijn gaat rijden. ‘Nu vinden we het allemaal heel duur, maar als we het straks gebruiken gaan we er de waarde van inzien. Dan wil je ook van IJburg naar Geuzenveld, waar je nu nog in het trammetje zit te boemelen.’ De problemen en vertraging met de aanleg van de metrolijn komen volgens Taselaar niet door de onderste lagen in de bodem. ‘Het boren op twintig, dertig meter diepte is prima. De problemen ontstaan bij het bouwen en creëren van de stations, daar is de grond het zachtst.’

Maar ook aan het boren in de diepte zit een keerzijde. ‘Ga je in Amsterdam naar beneden, dan zit je feitelijk onder water’, zegt Taselaar. ‘Maar over het effect van het boren in de grond op het water en het watersysteem, daar weten we bijvoorbeeld nog maar weinig van.’

‘Weet je dat je aan de ondergrond de geologische geschiedenis van Amsterdam kunt aflezen?’, vervolgt Taselaar. ‘De laatste IJstijd kende een gletsjertong tot aan Amsterdam. Het ijs kleefde zich vast aan de kleilagen die hier toen al lagen en duwde het zand voort.’ Dat is volgens Taselaar ook de reden dat er op twintig en dertig meter goed geboord kan worden. ‘Die grond is keihard en toch bewerkelijk.’

Favoriet

‘Het mooiste ondergrondse plekje van Amsterdam?’, vraagt Taselaar. Even valt hij stil. ‘Een van mijn favorieten is toch wel De Schatkamer onder De Bazel aan de Vijzelstraat. Als je daar naar de kelder gaat en dan nog een trap naar beneden neemt, vind je twee hele grote, oude deuren. Daarachter zit de oude kluis van de bank, dat is echt prachtig.’

Een andere favoriet is de Torensluisbrug over het Singel. ‘Vroeger zat er een gevangenis, in de brug’, zegt de ingenieur. ‘Wij hebben daar de eerste bijeenkomsten met de stichting gehouden.’ Inmiddels huist café Het Spinhuis er. ‘Zo zie je maar wat je allemaal met plekken onder de grond kan doen. Gaaf hè?’