De zoektocht naar Amsterdams ondergrondse pizzabakker

‘Nieuw: Pizza Viagra!’, lees ik na een lange schooldag op een reclamebord in metrostation Waterlooplein. Het is 2013 en mijn achttienjarige brein probeert de provocerende snack te negeren.

Het reclamebord. Foto: AT5

Tien minuten later en zes euro armer serveert de Egyptische uitbater me zijn creatie. ‘Een pizza met garnalen speciaal voor mannen’, zou hij later tegen AT5 vertellen in een item over de pizza. De naam is ‘een grapje’, opdat metroreizigers hem ‘ernaar komen vragen’. Je moet wat, in een ondergrondse pizzatent.

In de jaren die volgen doe ik nieuwe pizza-ervaringen op. Ik ontdek overgebleven stukken pizza als katerontbijt, pizza Oost-Europa met augurk – een afrader, overigens. Ik word zelfs op het Nederlandse hoofdkantoor van Dr. Oetker uitgenodigd om te praten over gebruik van diepvriespizza’s in de strijd tegen eenzaamheid. Pizza’s blijken een constante in mijn verder normale leven, maar de ondergrondse Viagra kom ik jaren niet meer tegen.

Meesterwerk

Deze zomer vind ik mezelf in de metro naar Waterlooplein. Ik vraag me af: zou Pizza Statione zichzelf overtroffen hebben met een nieuw meesterwerk? Bij mijn aankomst in het gerenoveerde station schrik ik. Geen reclamebord. Geen Egyptenaar. Geen Pizza Statione. Waar tl-licht de ruimte vroeger van een steriel soort gezelligheid voorzag, sta ik nu tegenover een vies schoonmaak- en afvalhok van de GVB.

Al snel maakt mijn teleurstelling ruimte voor hoop. Is de pizzabakker verkast naar een bovengronds adres, waar hij een grotere locatie en klandizie kan vinden voor zijn excentrieke pizza’s? Mijn zoektocht begint.

Pizza Statione anno 2018. Foto: Maarten van Gestel

Verdwenen

Ik begin bij zijn ondergrondse buren. Meneer Singh van de Surinaamse eettent De Hapjeshoek weet me te vertellen dat Pizza Statione verdween met de renovatie van het station, zo’n drie jaar geleden. Kapper Glammo verhuisde destijds tijdelijk naar station Weesperplein (‘ondergronds knippen is toch mijn specialiteit’, zegt hij trots) en heeft in de drukte van zijn eigen verhuizing niet gevraagd naar de toekomst van Pizza Statione. De telefoniste van de GVB geeft me naast ‘veel succes’ eveneens weinig nieuws.

In het handelsregister van de Kamer van Koophandel heb ik in de eerste instantie geen succes; zoeken op ‘Pizza Statione’ levert geen resultaten op. Pas wanneer ik de postcode van het metrostation intik – ik heb nooit een postbode in een metrostation gezien – vind ik de b.v. ‘Pizzastatione’. Opgericht in 2006, stopgezet in 2015. Negen jaar lang runde de in Caïro geboren Hussein Ahmed Mohamed, nu 48, zijn ondergrondse pizzatent.

Hussein op de foto bij het artikel. Foto: Femmy Weijs

Ik stuit op een artikel van de Metro uit 2014 over de woede van ondernemers in metrostations, die vanwege renovaties hun winkels steeds tijdelijk moesten sluiten. Voor het eerst in vier jaar kijk ik pizzabakker Hussein in zijn vreugdevolle ogen. Op de foto in het stuk poseert bij zijn zaak. Achter hem is het Viagrabord zichtbaar. ‘Ik verlies telkens weer klanten’, vertelde hij de journalist. ‘Dan weer open, dan weer dicht. Mensen zijn er op een gegeven moment wel klaar mee en gaan naar een andere plek waar ze blijven hangen.’

Obsessie

Dit zou een logisch moment om te stoppen met zoeken. Husseins reden van vertrek lijkt helder, en als Amsterdam ergens geen gebrek aan heeft zijn het pizzatenten. Toch: Hoe vaak krijgt een mens de kans om op een Indiana Jones-achtige queeste achter een ondergrondse pizzabakker aan te gaan? Ik ga door.

Verder speurwerk leert dat Hussein vorig jaar een eenmans-taxibedrijfje begon. Taxichauffeurs moeten goed te bereiken zijn, denk ik hoopvol. Maar de vier verschillende telefoonnummers die ik in het handelsregister vind, geven na talloze pogingen stuk voor stuk geen gehoor. Ook van een website is geen sprake.

Mijn zoektocht naar Hussein verandert in een obsessie. Sollicitanten bij de New Yorker worden beoordeeld op hun obsessie, dus ik besluit de mijne door te zetten. Ik vind het adres van Hussein via de handelsregistratie van zijn taxibedrijf, toevallig een paar straten van mijn eigen huis in Amsterdam-Noord. Op een maandagavond besluit ik hem bezoeken.

Geblindeerde ramen

Tijdens het lopen bekruipt een grimmig gevoel me. Wat nou als Hussein een crimineel is? Die vraag stelde ik mezelf eerder al – een nieuwe, onbereikbare taxiservice zonder website lijkt verdacht – maar pas nu ik zijn voordeur in de verte zie, voel ik mijn hartslag omhoog gaan. Tegelijkertijd voelt het onwaarschijnlijk dat de vrolijke uitvinder van de Pizza Viagra zich letterlijk in de pillen gestort heeft. Ik zet mijn innerlijke tweestrijd opzij en druk op de deurbel van de bovenwoning. Dertig seconden later en nog geen teken van leven.

'Word ik langzaam slachtoffer van mijn eigen fantasie?'

Totdat ik plotseling een accelererend voertuig op me hoor afkomen. Wanneer ik me omdraai sta ik oog in oog met een wit Volkswagen-busje. De ramen zijn geblindeerd. Ik schrik en haast me naar de supermarkt om de hoek. Adrenaline giert door mijn lichaam. Zeker wanneer ik, tussen de boeketten en planten naar buiten glurend, kan zien dat het busje voor de winkel tot stilstand is gekomen.

Met een zak krentenbollen in mijn hand en een nonchalante pas probeer ik het voertuig te ontlopen. Vanuit mijn ooghoek krijg ik zicht op het kentekennummer, wat ik noteer zodra ik me veilig voel. De bestuurder lijkt op Hussein. Word ik langzaam het slachtoffer van een ondergronds pizzalord, of van mijn eigen fantasie?

Stalker

De volgende dag weet de Nederlandse taxibranche-organisatie me te vertellen dat een taxivergunning geen logische cover is. Het behalen ervan is niet goedkoop. Via hen ontdek ik dat Hussein als ZZP’er verbonden is aan de taxidienst van Schiphol. Hij is nog niet begonnen met werken, maar ze bevestigen dat de contactgegevens die ik van hem heb verouderd zijn. Op mijn verzoek sturen ze hem een mailtje met mijn nummer.

‘‘Je bedoelt Hussein?’, vraagt hij alsof het de normaalste zaak van de wereld is’

Ik begin me steeds meer een stalker te voelen. Dan kom ik onderweg naar mijn laatste bezoek aan de Van der Pekbuurt een oude bekende tegen op de pont. Ik vertel over Pizza Viagra en mijn uit de hand gelopen zoektocht. ‘Je bedoelt Hussein?’, vraagt hij me alsof het de normaalste zaak van de wereld is.

De oude bekende heeft jaren geleden in Husseins huis gewoond, legt hij uit. Vrienden zijn ze er niet geworden. Hij denkt terug aan die tijd als zijn ‘meest ongelukkige in Amsterdam’. Maar: ik hoef me geen zorgen te maken, verzekert de bekende me. ‘Ik kan van alles over Hussein zeggen, maar het was een eerlijke man.’

Nieuwe klant

De zoektocht lijkt ten einde. Ik ben niet herenigd met de ondergrondse pizzabakker en misschien is dat maar beter ook. Wat had ik hem willen vragen? De gedachte wordt onderbroken door het gerinkel van mijn telefoon. Een onbekend nummer. Ik neem op en hoor de stem die bij de foto en bij de Pizza Viagra hoort. ‘Je spreekt met Hussein, er werd mij gevraagd om dit nummer te bellen.’

Ik vertel mijn vreemde verhaal aan hem; zeg dat ik al weken naar hem op zoek ben. Hij moet lachen en antwoordt dat hij op vakantie was. Egypte. Hussein vertelt hoe moeilijk het was om de ondergrondse pizzatent te runnen. Hij hield van het werk, maar trok het niet om elke acht weken te moeten sluiten door de renovaties. ‘Ik was moe.’

Op een nieuwe Pizza Statione hoeft Amsterdam niet te rekenen. Hij is blij als taxichauffeur. Aan zijn tijd onder de grond denkt hij niet vaak terug. Voor zijn gezin bakt hij soms nog pizza’s. ‘Wat moet ik zeggen, ik hou van wat ik doe’, vertelt hij me met de stem van iemand die ook echt houdt van wat hij doet. Ik zou Hussein nog van alles kunnen vragen, maar de cirkel is rond. Ik wens hem veel geluk als taxichauffeur en zie hem in gedachte de deur openhouden voor een nieuwe klant.