Verloren Amsterdams dialect

AMSTERDAM – In de rubriek Verloren Amsterdam zoomen we dagelijks in op stukjes Amsterdam die dreigen te verdwijnen of inmiddels al tot de historie behoren. Vandaag: het Amsterdamse dialect. 

‘Dag mop, wil je een grote of een kleine?’
‘Een grote cappuccino, graag.’
‘Komt eraan, lief.’

Ik kan het scenario inmiddels dromen. Jaren lang haalde ik mijn dagelijkse kop koffie op de Universiteit van Amsterdam bij de koffiecorner van Sjeel, op Science Park. Ik was altijd wel een ‘lief’, een ‘mop’, of een ‘schat’ – heel soms een ‘lieve schat’. In een vrijwel dialectloze universiteit stond het perfecte Amsterdamse accent van Sjeel van den Hof fier overeind.

Wat een dagje Rotterdam voor mij bijzonder maakt, is het ondervinden dat het Rotterdamse accent – met die typische ‘o’, of eerder ‘eauw’ – springlevend is. Je komt hem overal tegen. Sjeels tongval valt op de UvA extra op, omdat ze zo alleen is. Is het Amsterdamse dialect niet nagenoeg uitgestorven? Of moet ik mijn bubbel uit?

Het verval is al lang aan de gang, vertelt Frans Hinskens, hoogleraar Taalvariatie en taalcontact aan de Radboud Universiteit Nijmegen. ‘Dat blijkt onder andere uit onderzoek van Johan Winkler aan het eind van de negentiende eeuw, en recenter onderzoek van Nicoline van der Sijs.’ Van der Sijs is hoogleraar Historische taalkunde, eveneens aan de Radboud Universiteit. In het verleden zou er zelfs een hele reeks aan Amsterdamse dialecten zijn geweest, verspreid over verschillende delen van de stad. ‘Die verscheidenheid lijkt allang opgedroogd te zijn’, zegt Hinskens.

‘Zijn er nog wel Amsterdammers?’, vraagt Sjeel zich ook hardop af. ‘Alle Amsterdammers die in de Jordaan woonden, zijn er niet meer.’

Sjeel groeide op in de Wijttenbachstraat, Amsterdam Oost. Later woonde ze in Holendrecht, Venserpolder, bij Centraal, en in Noord. Nu woont ze in Zaandam – door alle drukte en toeristen zou ze niet meer in Amsterdam willen wonen.

Tijdens het gesprek staat Sjeel op. ‘Lieverd, lieverd’, roept ze naar een jonge vrouw om te waarschuwen dat ze een muts achterlaat in het café van de Roeterseilandcampus. Sinds kort werkt ze daar. ‘Sorry, schat’, zegt ze wanneer ze weer terugkomt.

‘Toen ik een jaar of veertien was, was mijn eerste baantje bij de Makro’, vertelt ze. ‘Toen kwam er een vrouwtje bij de kassa, ze was echt zo iemand uit de Jordaan. Bij de kassa zei ze ‘hé mop’ tegen me. Dat heeft toen zóveel indruk op mij gemaakt. Ik dacht: iemand vindt me lief, iemand ziet me staan. Het is heel weinig, maar je krijgt er heel veel voor terug.’

Dat blijkt. Beroemd en geliefd op Science Park, warm ontvangen op Roeters. ‘Ik word op handen gedragen’, zegt ze.

Hoe is het om te werken op zo’n dialectloze werkplek als de UvA? ‘Prachtig’, zegt Sjeel. ‘Ik maak er een gewoon een feestje van.’ Maar jammer vindt ze het wel, dat het dialect verdwijnt. ‘Zonder het Amsterdams is Amsterdam er niet meer.’