OM eist vier jaar cel tegen moeder ‘containerbaby’: ‘Wonder dat baby nog leeft’

Het Openbaar Ministerie (OM) eist een onvoorwaardelijke celstraf van vier jaar tegen Todisoa R. in de ‘containerbaby-zaak’. Het OM acht genoeg bewezen dat zij in 2014 haar pasgeboren baby in een ondergrondse vuilcontainer in Slotermeer achterliet.

De zitting in de rechtbank Amsterdam zorgde voor veel emoties bij de 31-jarige R. Al na drie minuten biggelen de tranen over haar wangen, en het zou niet bij die ene keer blijven. Vanwege de gevoeligheid van de zaak en de kwetsbare situatie van R., moeder van zes kinderen bij verschillende vaders, mocht de filmende pers de delen van de zaak waarbij R. en de rechter in gesprek waren niet filmen. De camera draaide pas bij de strafeis van de Officier van Justitie. Door tegenstrijdige verklaringen in acht verhoren en ‘handelingen gericht op doding’ hoorde R. de officier vier jaar onvoorwaardelijke celstraf eisen. Volgens het OM is er sprake van poging tot kindermoord, kinderdoodslag, doodslag en het te vondeling leggen van een baby. De officier noemde het ‘een wonder dat de baby nog leeft’.

Match

De eis komt meer dan zeven jaar nadat op 26 oktober 2014 een baby werd aangetroffen in een ondergrondse vuilcontainer, aan de Fritz Conijnstraat in Slotermeer. Na een melding van babygehuil daalde een brandweerman met een warmtecamera af in de drie meter diepe container, en vond onder een aantal vuilniszakken een dichtgeknoopte plastic tas met een maand oude baby erin. Pas zes jaar later kwam er een doorbraak, toen het OM in april 2020 de internationale DNA-databank raadpleegde. Het aangetroffen DNA op de plastic tas kwam overeen met de illegale, uit Madagaskar afkomstige Todisoa R. Uit het DNA-onderzoek bleek ook dat R. de biologische moeder van de baby was. De vrouw zat in de databank omdat ze in Duitsland haar vingerafdrukken had afgegeven na een winkeldiefstal.

Op 10 mei 2021 kon de politie R. in Duitsland arresteren. In de vijf maanden daarna werd ze acht keer verhoord door politie en rechters, maar in die verhoren legde R. meerdere tegenstrijdige verklaringen af over de toedracht. Zo verklaarde R. eerst dat zij inderdaad de baby in de container had gelegd, omdat zij dacht dat haar pasgeboren baby ‘niet meer in leven was’. Die verklaring trok R. na beraad met haar advocaat weer in, naar eigen zeggen omdat de politie haar onder druk zette. Het OM hecht weinig waarde aan dat verhaal, omdat de politie R. meerdere malen op haar zwijgrecht wees.

Daarna beweerde R. dat een man genaamd ‘Kaba’ het kind in de container heeft gelegd. Die zou haar begin 2014 verkracht hebben in een park in de Bijlmer en ook de biologische vader van de baby zijn. Op 26 oktober zou Kaba R. gebeld hebben met het verzoek naar Slotermeer te komen. R. was met haar baby toen net ontslagen uit het Amsterdam UMC en dakloos. Na een ontmoeting op Station Sloterdijk zou Kaba R. een slaapopwekkend drankje hebben gegeven, in het huis van een kennis. Daarna zou Kaba volgens R. de baby in de container hebben achtergelaten. In daaropvolgende verhoren zei R. weer niet precies te weten hoe die avond was gelopen, om vervolgens opnieuw te beweren dat Kaba de dader was.

Ongeloofwaardig

Volgens de officier verdient het Kaba-verhaal ‘weinig geloof vanwege de vele inconsistenties’. De politie kon Kaba uiteindelijk opsporen, maar die verklaarde R. niet te kennen en nooit in Nederland geweest te zijn. Ook de eerste verklaringen van R., die volgens de officier daderkennis bevatten, ziet het OM als genoeg bewijs dat er geen tweede pleger is. Bovendien klopten alle door R. genoemde adressen waarop Kaba woonachtig was niet.  

R.’s oorspronkelijke bewering dat zij de baby in de container legde omdat die dood zou zijn, verwerpt het OM ook. Uit de administratie van het Amsterdam UMC blijkt dat zij een dag voor de vondst uit het ziekenhuis vertrok met een gezonde baby. De officier schetste een beeld van een vrouw die uit wanhoop haar pasgeboren baby in een dichtgeknoopte plastic tas in de vuilcontainer achterliet. Die visie wordt ondersteund door een tweetal rapporten van de reclassering en een maatschappelijk werker. Beiden concludeerden niets meer voor R. te kunnen doen vanwege haar illegale verblijfsstatus. Bovendien blijkt uit een rapport van haar psycholoog dat R. zwakbegaafd is en ‘moeite heeft met het oplossen van problemen’.

Een huilende R. zei voor haar kinderen te willen zorgen en graag ‘een goede toekomst’ voor hen te willen, maar ook dat ze bang is uitgezet te worden naar haar geboorteland Madagaskar. R.’s advocaat Selmi Konya pleit voor haar vrijspraak, aangezien poging tot moord volgens de raadsman niet bewezen kan worden. De uitspraak volgt over twee weken.