In Klanken van Amsterdam gaan redacteuren van NAP Nieuws op zoek naar geluiden die typisch zijn voor de stad. Deze keer: het gekwetter van de halsbandparkiet.
Als de schemer inzet vliegen tientallen groene vlekken met scherpe hoeken de bomen van het Oosterpark in. Vanaf het stoplicht aan de overkant van het kruispunt is de schelle kakofonie al te horen. Van dichterbij zijn de witte stippen op de stoep en geparkeerde fietsen al te ruiken.
Een kwart eeuw geleden kwam de halsbandparkiet nog niet in het wild voor in Nederland, enkel in kooien van kwekers en andere houders. Tegenwoordig is de ontsnapte exoot de op twee na meest getelde vogel in Amsterdam, blijkt uit de cijfers van de Nationale Vogeltelling van afgelopen weekend. Amsterdammers telden ruim 3200 halsbandparkieten. In het Oosterpark huist een kolonie van 650 vogels.
India en Pakistan
Al voordat de exoot in het wild voorkwam is Jan Hooimeijer (68) gefascineerd door de halsbandparkieten. Hooimeijer is papegaaiengedragstherapeut en heeft een vogelkliniek in Meppel. ‘Het zijn heel bijzondere vogels. Ze kunnen zich onwaarschijnlijk goed aanpassen, is gebleken. Het grootste deel komt uit India en Pakistan, waar ze oorspronkelijk in bergachtige gebieden leven. Ze hebben bewezen zich heel goed te kunnen manifesteren tussen de bebouwing van flats en huizen. Intussen is de vogel niet meer weg te denken uit de steden.’
De telling kan volgens Hooimeijer wel een vertekend beeld geven. ‘De parkieten vallen op door hun groene kleur en doordat ze in de bomen of aan de vetbollen hangen. Als je iemand vraagt hoe vaak ze de haagmus in hun tuin hebben gezien, zal dat een stuk minder zijn. Terwijl ze er wel zitten.’
Geen bedreiging
Maar ook dan blijft staan dat de aantallen explosief zijn toegenomen, stelt de vogelarts. ‘Niemand had dit verwacht. Er zijn momenteel ongeveer twaalf duizend halsbandparkieten in Nederland. We hadden altijd het idee dat de snelle uitbreiding van de vogelsoort negatieve effecten zou hebben op andere holenbroeders, maar dat lijkt niet het geval te zijn. De halsbandparkiet heeft echt een niche gevonden. Waardoor hun groei niet ten koste gaat van concurrenten als koolmezen, spechten, pimpelmezen of boomklevers.’
Ondanks het schelle geluid en de met vogelpoep bezaaide stoep, wordt Hooimeijer gelukkig van het succes van de halsbandparkiet. ‘Het is een verrijking, zo zie ik het als vogelliefhebber. Als ik parkieten bij kwekers in gevangenschap zie, heb ik zoveel medelijden. Daar worden ze gekweekt op kleur en andere eigenschappen, maar dan gaan ze vaak na twaalf jaar dood van ellende. In het wild worden ze wel veertig tot zestig jaar en zijn ze een stuk forser. Als ik ze dan zie rondvliegen in het Vondelpark dan denk ik: zo zie ik jullie heel graag. Ze zijn in topconditie, ze floreren.’