Zorgfusie VUmc/AMC: wie wordt er beter van?

Het VU Medisch Centrum (VUmc) en het Academisch Medisch Centrum (AMC) fuseren. Binnen een termijn van tien jaar ontstaat er een ziekenhuis met veertienduizend medewerkers en een geschatte omzet van 1,8 miljard euro.

Wordt de fusie tussen het AMC en het VUmc er eentje zonder winnaars? Maag-darm-leverarts Chris Mulder van het VUmc denkt van wel. Maandag sprak hij zich uit tijdens de hoorzitting over de zorgfusie in de Tweede Kamer. ‘Er was en is geen visiedocument. Waarom fuseren? Wij weten het niet.’ Hij hekelt het feit dat alleen een ‘heel kleine groep medisch specialisten’ mocht meepraten over de samenwerking. Andere inhoudelijke deskundigen zijn volgens Mulder niet gehoord.

De afgelopen maanden zwol de kritiek op het fusieplan aan. In september publiceerde de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een rapport over de fusie. De NZa is er ‘niet van overtuigd dat de publieke belangen zijn gediend met de fusie’. De zorg wordt voor bepaalde patiëntgroepen mogelijk vijftien procent duurder, aldus het rapport. Maandag werden er harde noten gekraakt tijdens de hoorzitting in Den Haag, onder meer door dokter Mulder. Toch gaat de fusie door; over tien jaar moet er één locatie zijn met 1800 bedden en een geschatte omzet van 1,8 miljard euro. Wie of wat wordt er beter van de eenwording?

De menselijke maat

‘Dat vragen wij ons ook sterk af’, reageert Thom Meens, woordvoerder van de Nederlandse Patiëntenfederatie. Volgens Meens wordt het voor patiënten de komende jaren vooral ingewikkelder. De poliklinieken worden verdeeld over twee locaties; patiënten met meerdere aandoeningen zullen van de ene naar de andere locatie gestuurd worden. ‘Het wordt bovendien een enorme zorgkolos, ik vrees dat de menselijke maat zoek raakt.’ Meens wijst op Zorgkaart Nederland, waar patiënten zorginstellingen een beoordeling kunnen geven. Gefuseerde ziekenhuizen zouden gemiddeld slechter beoordeeld worden.

De grootte van het nieuwe ziekenhuis komt wel het medisch onderzoek ten goede, zegt Guus Schrijvers, oud-hoogleraar Public Health aan het UMC Utrecht. ‘Voor onderzoek heb je grote eenheden en veel geld nodig. Het VUmc en het AMC kunnen op dit terrein mooi de krachten bundelen.’ Of de patiëntenzorg erop vooruit gaat, durft Schrijvers niet te zeggen. ‘Veel zal afhangen van het leiderschap. Er ontstaat een enorme bureaucratische organisatie. Ook in de besluitvorming moet daarom de menselijke maat gehouden worden. Als dat lukt, dan kan de fusie een succes worden.’

Emeritus hoogleraar economie Bart Nooteboom is sceptischer over de fusie. ‘Patiënten gaan er na een fusie doorgaans niet op vooruit. Weeg je de voordelen van deze fusie af tegen de nadelen, dan wegen de laatste veel zwaarder.’ Waarom toch fuseren? Een wens van bestuurders, denk Nooteboom, die jarenlang onderzoek deed naar fusies in de zorg. ‘Want die gaan erop vooruit. Meer macht, meer invloed. Waarschijnlijk wat meer salaris ook.’ Meens van de Patiëntenfederatie: ‘Fusies zijn zaken van bestuurders. De patiënt wordt daarin niet gehoord.’

Tekort aan toezicht

Nooteboom verbaast zich over het tekort aan inhoudelijk toezicht op fusies in de zorg. ‘Er wordt wel gekeken naar wat een fusie betekent voor de concurrentiepositie van het nieuwe ziekenhuis, maar niet naar de gevolgen voor de patiëntenzorg. Daar snap ik helemaal niks van.’

Zorgfusies worden getoetst door de Autoriteit Consument en Markt (ACM) en door de Nederlandse Zorgautoriteit. De ACM gaat na wat een fusie betekent voor de marktmacht van een ziekenhuis, de NZa controleert met de Zorgspecifieke fusietoets (ZFT) of alle stappen procedureel correct zijn afgehandeld. Of medewerkers en cliënten op tijd geïnformeerd zijn. ‘Er wordt nu niet zorginhoudelijk getoetst, terwijl wij wel graag willen dat dat gebeurt’, zegt woordvoerder van de NZa Erik Bloem. In 2015 al pleitte de NZa er voor van de fusietoets een ‘inhoudelijke in plaats van procedurele toets te maken’.

Econoom Nooteboom hoopt dat die toets er snel komt. ‘Het is al twintig jaar bekend dat fuseren nadelig is voor zorginstellingen. Toch blijft het gebeuren. Wat is er mis met gewoon samenwerken?’